ECLI:NL:HR:2004:AP1873

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R03/010HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van arbeidsovereenkomsten ontbinding en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juni 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen INFORMATION TECHNOLOGY MANAGEMENT SERVICES B.V. (verzoekster) en twee verweerders, [verweerder 1] en [verweerster 2]. De verzoekster had de kantonrechter te Lelystad verzocht om de arbeidsovereenkomsten met de verweerders te ontbinden, met toepassing van artikel 7:685 BW. De kantonrechter heeft op 15 mei 2002 de arbeidsovereenkomsten ontbonden en vergoedingen toegekend aan de verweerders. Hierop heeft verzoekster hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat de verzoeken van verzoekster heeft verworpen en ook een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor heeft afgewezen. Verzoekster heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de beschikkingen van het hof.

De advocaat van verzoekster heeft zich tijdens de verdere behandeling van de zaak onttrokken. De Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, met veroordeling van verzoekster in de kosten. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en verzoekster veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 1.387,69, waarvan een deel aan de griffier en een deel aan de verweerders. De Hoge Raad oordeelde dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat verdere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

18 juni 2004
Eerste Kamer
Rek.nr. R03/010HR
JMH/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
INFORMATION TECHNOLOGY MANAGEMENT SERVICES B.V.,
gevestigd te Lelystad,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. A. Vijftigschild,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
2. [Verweerster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij twee afzonderlijke, op 22 februari 2002 gedateerde verzoekschriften heeft verzoekster tot cassatie - verder te noemen: ITMS -, de kantonrechter te Lelystad verzocht bij beschikking, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en met toepassing van art. 7:685 BW, de arbeidsovereenkomsten tussen haar en verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerder 1] en [verweerster 2], dan wel gezamenlijk [verweerder] c.s. - te ontbinden.
[Verweerder] c.s. hebben primair de verzoeken bestreden, subsidiair bij toewijzing van de verzoeken verzocht aan [verweerder 1] een vergoeding toe te kennen van € 28.090,89 bruto en aan [verweerster 2] € 5.919,60 bruto, alsmede een vergoeding ter zake van immateriële schade ten bedrage van € 2.500,-- per persoon, en zowel primair als subsidiair ITMS te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder een vergoeding van de juridische kosten van [verweerder] c.s. ten bedrage van € 532,-- per persoon.
De kantonrechter heeft bij afzonderlijke beschikkingen van 15 mei 2002 de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomsten met ingang van 1 juni 2002 ontbonden onder toekenning aan [verweerder 1] ten laste van ITMS van een vergoeding van € 14.045,-- bruto en aan [verweerster 2] € 1.598,-- bruto.
Tegen deze twee beschikkingen heeft ITMS hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Vervolgens heeft ITMS het hof verzocht een voorlopig getuigenverhoor te bevelen.
[Verweerder] c.s. hebben dat verzoek bestreden.
Bij beschikking van 22 oktober 2002 (rekestnummer 2002/382) heeft het hof de beide beroepen van ITMS verworpen en bij beschikking van 22 oktober 2002 (rekestnummer 2002/574) heeft het hof het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen afgewezen.
Beide beschikkingen van het hof van 22 oktober 2002 zijn aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikkingen van het hof heeft ITMS beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] c.s. hebben verzocht het cassatieberoep te verwerpen.
De advocaat van IMTS heeft zich aan de verdere behandeling van de zaak onttrokken.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het cassatieberoep, met veroordeling van ITMS in de kosten.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt ITMS in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 1.387,69 in totaal, waarvan € 1.272,69 op de voet van art. 243 Rv. te betalen aan de griffier, en € 115,-- aan [verweerder] c.s.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, P.C. Kop en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 18 juni 2004.