ECLI:NL:HR:2004:AP2052
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van hoger beroep door gedetineerde en vereisten voor rechtsmiddelen
In deze zaak gaat het om de tijdigheid van het instellen van hoger beroep door een gedetineerde verdachte. De Hoge Raad oordeelt dat een gedetineerde een rechtsmiddel kan aanwenden door middel van een schriftelijke verklaring, zonder dat hier specifieke vormvereisten aan zijn verbonden. Dit betekent dat de gedetineerde niet eerst een formulier hoeft in te vullen om aan te geven dat hij hoger beroep wil aantekenen. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte niet-ontvankelijk was verklaard in zijn hoger beroep tegen een vonnis van de Rechtbank Breda. De verdachte had op 2 mei 2003 hoger beroep aangetekend, terwijl de termijn hiervoor op 1 mei 2003 was verstreken. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk was, omdat het hoger beroep te laat was ingesteld. De Hoge Raad oordeelt echter dat het Hof niet had mogen oordelen over de tijdigheid zonder te onderzoeken wanneer de verdachte schriftelijk aan het hoofd van de penitentiaire inrichting had laten weten dat hij hoger beroep wilde instellen. Dit aspect was cruciaal voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.