ECLI:NL:HR:2004:AP2052

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02248/03
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van hoger beroep door gedetineerde en vereisten voor rechtsmiddelen

In deze zaak gaat het om de tijdigheid van het instellen van hoger beroep door een gedetineerde verdachte. De Hoge Raad oordeelt dat een gedetineerde een rechtsmiddel kan aanwenden door middel van een schriftelijke verklaring, zonder dat hier specifieke vormvereisten aan zijn verbonden. Dit betekent dat de gedetineerde niet eerst een formulier hoeft in te vullen om aan te geven dat hij hoger beroep wil aantekenen. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte niet-ontvankelijk was verklaard in zijn hoger beroep tegen een vonnis van de Rechtbank Breda. De verdachte had op 2 mei 2003 hoger beroep aangetekend, terwijl de termijn hiervoor op 1 mei 2003 was verstreken. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk was, omdat het hoger beroep te laat was ingesteld. De Hoge Raad oordeelt echter dat het Hof niet had mogen oordelen over de tijdigheid zonder te onderzoeken wanneer de verdachte schriftelijk aan het hoofd van de penitentiaire inrichting had laten weten dat hij hoger beroep wilde instellen. Dit aspect was cruciaal voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.

Uitspraak

7 september 2004
Strafkamer
nr. 02248/03
EdK/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 1 augustus 2003, nummer 20/001604-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Dordtse Poorten" te Dordrecht.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen een vonnis van de Rechtbank te Breda van 17 april 2003, waarbij de verdachte ter zake van 2. "bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht" en 3., 4., 5., 6., 7. en 8., telkens opleverende "diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak", is veroordeeld tot tien maanden gevangenisstraf. Voorts heeft de Rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L. Marcus-Daniëls, advocaat te Rijen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en verwijzing van de zaak naar een aangrenzend Hof.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt erover dat het Hof de verdachte ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in het ingestelde hoger beroep.
3.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voorzover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"De voorzitter stelt vast dat verdachte, blijkens het proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg, bij de behandeling van de onderhavige zaak in persoon aanwezig is geweest. De rechtbank Breda heeft vervolgens op 17 april 2003 in de onderhavige zaak vonnis gewezen. Voorts stelt de voorzitter vast dat verdachte, blijkens de zich in het dossier bevindende akte hoger beroep, op 2 mei 2003 tegen dit vonnis hoger beroep heeft aangetekend.
De raadsvrouwe van verdachte stelt dat op voorhand geen bericht is ontvangen terzake een eventuele niet-ontvankelijkheid van het appel en verklaart voorts als volgt.
Ik heb telefonisch contact gehad met verdachte. Ik kan me niet meer precies herinneren wanneer dat is geweest. Verdachte wilde in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank maar ik zag geen gelegenheid om zulks bij de rechtbank te regelen. Ik heb verdachte toen gezegd dat hij zelf vanuit de gevangenis hoger beroep kon aantekenen.
De verdachte verklaart -zakelijk weergegeven- als volgt:
In de gevangenis kun je een briefje invullen dat je hoger beroep wil aantekenen. Vervolgens komt er iemand langs van de afdeling bevolking en wordt de akte hoger beroep opgemaakt. Dit duurt echter vaak een dag of twee. Ik heb kennelijk verkeerd geteld. Ik heb de akte hoger beroep direct laten faxen.
De advocaat-generaal voert het woord:
Ik verzoek het hof de verdachte niet ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep. 1 mei 2003 was een donderdag. Er is geen verschoonbare reden aangetoond voor het te laat aantekenen van het appèl.
De raadsvrouwe verklaart -zakelijk weergegeven- als volgt:
Dat verdachte te laat is geweest met het instellen van het hoger beroep is mogelijk een verrekening van zijn kant geweest. Het is erg vervelend maar ik refereer me aan het oordeel van het hof."
3.3. Het Hof heeft omtrent de ontvankelijkheid van de verdachte in zijn hoger beroep het volgende overwogen:
"Volgens artikel 408 van het Wetboek van Strafvordering moet in een geval als het onderhavige het hoger beroep worden ingesteld binnen veertien dagen na de einduitspraak van de eerste rechter.
Nu het hoger beroep pas na het verstrijken van die termijn, immers eerst op 2 mei 2003 is ingesteld, kan de verdachte niet in het hoger beroep worden ontvangen."
3.4. Een gedetineerde verdachte kan een rechtsmiddel aanwenden door middel van een schriftelijke verklaring -waaraan verder geen vormvereisten zijn gesteld - die hij doet toekomen aan het hoofd van het gesticht. Daarmee strookt niet het systeem waarbij de gedetineerde eerst een briefje moet invullen waarin hij het doel van het door hem aangevraagde gesprek, namelijk het instellen van hoger beroep, moet vermelden om vervolgens in de gelegenheid te worden gesteld een schriftelijke verklaring als bedoeld in art. 451a Sv op te stellen en te ondertekenen (vgl. HR 24 oktober 1995, DD 96.073).
3.5. Dit brengt mee dat het Hof bij het oordeel over de tijdigheid van het instellen van het hoger beroep niet in het midden had mogen laten wanneer de verdachte aan het hoofd van de penitentiaire inrichting waar hij was gedetineerd, schriftelijk kenbaar heeft gemaakt dat hij hoger beroep wenste in te stellen. Aldus heeft het Hof zijn beslissing niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Voorzover het middel daarover beoogt te klagen, is het gegrond.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 7 september 2004.