ECLI:NL:HR:2004:AP2638

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/175HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement en schorsing van geding in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 oktober 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen COÖPERATIE HOLLAND TRANSPORT CORPORATION GROUP U.A. (hierna: Holland Transport) en EBAG TRUCK LEASE B.V. (hierna: Ebag). Holland Transport, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Garretsen, was in cassatie gegaan tegen een arrest van het gerechtshof te Arnhem, dat op 28 januari 2003 het vonnis van de rechtbank te Zwolle had vernietigd. De rechtbank had eerder in een vonnis van 15 augustus 2001 de vorderingen van Ebag afgewezen en die van Holland Transport toegewezen. Ebag had in hoger beroep de vorderingen van Holland Transport bestreden en het hof had uiteindelijk in het voordeel van Ebag beslist.

Tijdens de cassatieprocedure werd bekend dat Holland Transport op 30 juli 2003 in staat van faillissement was verklaard. Dit leidde tot de vraag of het geding in cassatie geschorst diende te worden. De Hoge Raad oordeelde dat het geding, voor zover het verbintenissen ten laste van de boedel van Holland Transport betreft, door het faillissement van Holland Transport is geschorst. Dit betekent dat de vorderingen die verband houden met de boedel niet verder behandeld kunnen worden zonder de curator. Voor de overige vorderingen werd het beroep verworpen.

De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper was dat het geding geschorst diende te worden voor de verbintenissen uit de boedel, en dat het beroep voor het overige verworpen moest worden. De Hoge Raad reserveerde de beslissing omtrent de kosten van het geding in cassatie tot de einduitspraak. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot faillissement en de gevolgen daarvan voor lopende procedures.

Uitspraak

29 oktober 2004
Eerste Kamer
Nr. C03/175HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
COÖPERATIE HOLLAND TRANSPORT CORPORATION GROUP U.A.,
gevestigd te Deventer,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
EBAG TRUCK LEASE B.V.,
gevestigd te Ede,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: Ebag - heeft bij exploot van 30 juni 2000 eiseres tot cassatie - verder te noemen: Holland Transport - gedagvaard voor de rechtbank te Zwolle en gevorderd:
1. voor recht te verklaren dat Ebag de eigenaar en rechthebbende is van de vrachtauto met kenteken [AA-BB-00] en de oplegger met registratienummer [BB-00-BB];
2. Holland Transport te veroordelen de vrachtauto en oplegger af te geven, althans ervoor zorg te dragen dat deze ter beschikking wordt gesteld van Ebag;
3. Holland Transport te veroordelen alle voor overschrijving benodigde papieren af te geven;
4. Holland Transport te veroordelen aan Ebag te betalen de somma van ƒ 32.500,-- plus ƒ 4.007,09 voor elke maand welke verstrijkt na 18 mei 2000 waarin Holland Transport in gebreke blijft de vrachtauto en oplegger af te geven, te vermeerderen met B.T.W. en met de wettelijke rente vanaf 27 juni 2000, althans vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening.
Holland Transport heeft de vordering bestreden en van haar kant in reconventie gevorderd:
- te verklaren voor recht dat Holland Transport eigenaar, althans rechthebbende is van de vrachtauto en de oplegger;
- de gerechtelijke bewaring op te heffen, althans Ebag te veroordelen om mee te werken aan afgifte van genoemde vrachtauto op straffe van een dwangsom;
- het vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Ebag heeft de vordering in reconventie bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 15 augustus 2001 in conventie de vorderingen afgewezen en in reconventie de vorderingen toegewezen.
Tegen dit vonnis van de rechtbank heeft Ebag hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Bij arrest van 28 januari 2003 heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vordering in conventie alsnog toegewezen en de vordering in reconventie afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Holland Transport beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Ebag is verstek verleend.
De zaak is voor Holland Transport toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt ertoe dat de Hoge Raad zal verstaan dat het geding, voor zover daarin verbintenissen ten laste van de boedel van de eiseres tot cassatie ter beoordeling staan, door het faillissement van de betrokkene is geschorst en tot verwerping van het beroep voor het overige.
3. Het faillissement van Holland Transport
Bij de schriftelijke toelichting heeft de advocaat van Holland Transport meegedeeld dat Holland Transport in staat van faillissement is verklaard bij vonnis van de rechtbank te Zwolle van 30 juli 2003.
Ingevolge art. 29 F. is door de faillietverklaring het geding in cassatie van rechtswege geschorst voorzover het ten doel heeft de voldoening van een verbintenis uit de boedel. Dit is het geval waar Ebag vergoeding van schade in verband met het missen van de door haar gerevindiceerde vrachtauto(combinatie) heeft gevorderd en in hoger beroep toegewezen heeft gekregen. Met betrekking tot de overige vorderingen gelden de art. 27 en 28 F., die inhouden dat, kort gezegd, de wederpartij van de gefailleerde schorsing van het geding kan verzoeken teneinde de curator in het geding te betrekken. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt, terwijl evenmin de curator eigener beweging het door Holland Transport aangespannen geding op de voet van art. 27 lid 3 F. heeft overgenomen, zodat het geding kan worden vervolgd zonder dat de curator daarin is gemoeid.
4. Beoordeling van het middel voorzover thans aan de orde
Voorzover het geding niet is geschorst, geldt dat de op dat gedeelte van het geding betrekking hebbende, in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verstaat dat het geding, voorzover daarin verbintenissen ten laste van de boedel van Holland Transport ter beoordeling staan, door het faillissement van Holland Transport is geschorst;
verwerpt het beroep voor het overige;
reserveert de beslissing omtrent de kosten van het geding in cassatie tot de einduitspraak.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, P.C. Kop en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 29 oktober 2004.