ECLI:NL:HR:2004:AP2638
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Faillissement en schorsing van geding in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 oktober 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen COÖPERATIE HOLLAND TRANSPORT CORPORATION GROUP U.A. (hierna: Holland Transport) en EBAG TRUCK LEASE B.V. (hierna: Ebag). Holland Transport, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Garretsen, was in cassatie gegaan tegen een arrest van het gerechtshof te Arnhem, dat op 28 januari 2003 het vonnis van de rechtbank te Zwolle had vernietigd. De rechtbank had eerder in een vonnis van 15 augustus 2001 de vorderingen van Ebag afgewezen en die van Holland Transport toegewezen. Ebag had in hoger beroep de vorderingen van Holland Transport bestreden en het hof had uiteindelijk in het voordeel van Ebag beslist.
Tijdens de cassatieprocedure werd bekend dat Holland Transport op 30 juli 2003 in staat van faillissement was verklaard. Dit leidde tot de vraag of het geding in cassatie geschorst diende te worden. De Hoge Raad oordeelde dat het geding, voor zover het verbintenissen ten laste van de boedel van Holland Transport betreft, door het faillissement van Holland Transport is geschorst. Dit betekent dat de vorderingen die verband houden met de boedel niet verder behandeld kunnen worden zonder de curator. Voor de overige vorderingen werd het beroep verworpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper was dat het geding geschorst diende te worden voor de verbintenissen uit de boedel, en dat het beroep voor het overige verworpen moest worden. De Hoge Raad reserveerde de beslissing omtrent de kosten van het geding in cassatie tot de einduitspraak. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot faillissement en de gevolgen daarvan voor lopende procedures.