ECLI:NL:HR:2004:AQ7387
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontheffing van gezag en benoeming van voogdij-instelling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 oktober 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door een moeder tegen de beschikking van het gerechtshof te Arnhem. De moeder was in eerste instantie ontheven van het gezag over haar minderjarige dochter, waarna de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om de Stichting Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg als voogdij-instelling aan te wijzen. De rechtbank te Zwolle had op 11 december 2002 het verzoek van de Raad toegewezen, wat door de moeder werd bestreden in hoger beroep. Het gerechtshof bekrachtigde de beschikking van de kinderrechter, waarna de moeder in cassatie ging.
De Hoge Raad heeft de klachten van de moeder in het cassatierekest beoordeeld, maar oordeelde dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad stelde vast dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de beschikking van het gerechtshof heeft bevestigd en het beroep van de moeder heeft verworpen.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van de cassatieprocedure in zaken van gezag en voogdij verduidelijkt. De beslissing benadrukt dat niet elke klacht in cassatie leidt tot een herbeoordeling van de feiten en dat de Hoge Raad zich beperkt tot de juridische aspecten van de zaak.