ECLI:NL:HR:2004:AQ7387

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R03/140HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontheffing van gezag en benoeming van voogdij-instelling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 oktober 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door een moeder tegen de beschikking van het gerechtshof te Arnhem. De moeder was in eerste instantie ontheven van het gezag over haar minderjarige dochter, waarna de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om de Stichting Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg als voogdij-instelling aan te wijzen. De rechtbank te Zwolle had op 11 december 2002 het verzoek van de Raad toegewezen, wat door de moeder werd bestreden in hoger beroep. Het gerechtshof bekrachtigde de beschikking van de kinderrechter, waarna de moeder in cassatie ging.

De Hoge Raad heeft de klachten van de moeder in het cassatierekest beoordeeld, maar oordeelde dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad stelde vast dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de beschikking van het gerechtshof heeft bevestigd en het beroep van de moeder heeft verworpen.

De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van de cassatieprocedure in zaken van gezag en voogdij verduidelijkt. De beslissing benadrukt dat niet elke klacht in cassatie leidt tot een herbeoordeling van de feiten en dat de Hoge Raad zich beperkt tot de juridische aspecten van de zaak.

Uitspraak

29 oktober 2004
Eerste Kamer
Rek.nr. R03/140HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. K.G.W. van Oven,
t e g e n
1. DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen,
2. STICHTING LEGER DES HEILS WELZIJNS- EN GEZONDHEIDSZORG, AFDELING AMBULANTE JEUGDBESCHERMING EN JEUGDHULPVERLENING, in haar hoedanigheid van voogdij-instelling,
gevestigd te Leusden,
belanghebbende in cassatie,
advocaat: mr. W.B. Teunis.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 22 augustus 2002 ter griffie van de rechtbank te Zwolle ingekomen verzoekschrift heeft verweerder in cassatie - verder te noemen: de Raad - zich gewend tot die rechtbank en verzocht verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de moeder - te ontheffen van het gezag over de minderjarige [de dochter] (hierna: [de dochter]) en de Stichting Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg, Afdeling Ambulante Jeugdbescherming & Jeugdhulpverlening (hierna: AJL) te benoemen tot voogdes over [de dochter].
De moeder heeft verzocht de Raad niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, althans dit verzoek af te wijzen.
De rechtbank heeft bij tussenbeschikking van 23 oktober 2002 het verzoek van de moeder om de Raad niet-ontvankelijk te verklaren afgewezen en alvorens verder te beslissen de zaak verwezen naar de zitting van 11 november 2002. Bij eindbeschikking van 11 december 2002 heeft de rechtbank het verzoek van de Raad toegewezen.
Tegen de eindbeschikking van 11 december 2002 heeft de moeder hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Na mondelinge behandeling op 24 juli 2003 heeft het hof bij beschikking van 26 augustus 2003 de beschikking van de kinderrechter van 11 december 2002 bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
AJL heeft een verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de moeder heeft bij brief van 2 september 2004 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, E.J. Numann en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 29 oktober 2004.