ECLI:NL:HR:2004:AQ8834
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van administratief juridisch medewerker bij vervolgingsbeslissing in verkeerszaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 oktober 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een verkeersdelict waarbij de verdachte, geboren in 1978, was veroordeeld tot een geldboete van € 650,-- en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen. De verdachte had in hoger beroep betoogd dat de inleidende dagvaarding nietig verklaard diende te worden, omdat de vervolgingsbeslissing niet door een bevoegde persoon was genomen. Het Hof had echter geoordeeld dat de beslissing was genomen door een administratief juridisch medewerker, die volgens het Hof voldoende gemandateerd was om deze beslissing te nemen. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd dat deze medewerker daadwerkelijk bevoegd was om de vervolgingsbeslissing te nemen, aangezien er geen bewijs was dat deze medewerker een schriftelijk mandaat had van de hoofdofficier van justitie. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een deugdelijke mandatering bij vervolgingsbeslissingen en de rol van administratief personeel binnen het openbaar ministerie.