ECLI:NL:HR:2004:AR1531

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/191HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • H.A.M. Aaftink
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • P. Neleman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in een civiele zaak betreffende schadevergoeding en immateriële schade

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. K. Aantjes, AXA Schade N.V. en een tweede verweerster gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam. Eiser vorderde schadevergoeding voor toekomstig verlies van arbeidsvermogen, immateriële schade en kosten voor buitengerechtelijke rechtsbijstand. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 14 februari 2001 de zaak naar de rol verwezen en in een eindvonnis van 3 oktober 2001 AXA c.s. veroordeeld tot betaling van een bedrag van ƒ 7.000,--, vermeerderd met wettelijke rente. Eiser heeft hoger beroep ingesteld, waarop AXA c.s. incidenteel hoger beroep hebben ingesteld. Het gerechtshof te Amsterdam heeft op 3 april 2003 de vonnissen bekrachtigd en eiser en AXA in de proceskosten veroordeeld. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen, waarbij de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Eiser is in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op nihil aan de zijde van AXA c.s. Dit arrest is gewezen door de raadsheren en openbaar uitgesproken door de vice-president op 29 oktober 2004.

Uitspraak

29 oktober 2004
Eerste Kamer
Nr. C03/191HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
1. AXA SCHADE N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. [Verweerster 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTERS in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploten van 30 september 1999 en 6 oktober 1999 verweersters in cassatie - verder afzonderlijk te noemen: AXA en [verweerster 2], dan wel gezamenlijk: AXA c.s. - gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam en - na vermeerdering van eis bij conclusie van repliek - gevorderd AXA c.s. ieder voor zich, des dat de een betalende de andere daarvoor is gekweten, te veroordelen aan [eiser] te betalen:
(1) een bedrag van ƒ 62.500,-- tegen finale kwijting ter schadeloosstelling voor diens mogelijke toekomstig verlies van arbeidsvermogen en de thans reeds aanwezige economische kwetsbaarheid met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 1996,
(2) een bedrag van ƒ 25.000,-- tegen finale kwijting ter schadeloosstelling voor diens geleden en nog te lijden immateriële schade met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 1996, en
(3) een bedrag van ƒ 5.747,20 ter vergoeding van kosten voor buitengerechtelijke rechtsbijstand.
AXA c.s. hebben de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 14 februari 2001 de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte aan de zijde van AXA en bij eindvonnis van 3 oktober 2001 AXA c.s. veroordeeld aan [eiser] te betalen een bedrag van ƒ 7.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van ƒ 7.000,-- vanaf 16 oktober 1996 tot 15 maart 1999 en over een bedrag van ƒ 3.500,-- vanaf 15 maart 1999 tot aan de voldoening, dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard, de proceskosten gecompenseerd, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen beide vonnissen heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. AXA c.s. hebben incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 3 april 2003 heeft het hof in het principaal en incidenteel hoger beroep de vonnissen waarvan beroep bekrachtigd, en in het principaal hoger beroep [eiser] en in het incidenteel hoger beroep AXA in de proceskosten van het hoger beroep veroordeeld, zoals in het dictum van het arrest is vermeld.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen AXA c.s. is verstek verleend.
[Eiser] heeft de zaak doen toelichten door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van AXA c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 29 oktober 2004.