ECLI:NL:HR:2004:AR2781

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R03/060HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en huurrecht van de echtelijke woning

In deze zaak heeft de vrouw, verzoekster tot cassatie, op 13 maart 2002 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Breda met het verzoek om echtscheiding van haar man, de verweerder in cassatie. Daarnaast verzocht zij als nevenvoorziening om het huurrecht van de echtelijke woning aan haar toe te wijzen. De man heeft in zijn verweerschrift verzocht om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar nevenverzoek en het huurrecht aan hem toe te wijzen. De rechtbank heeft op 29 juli 2002 de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat de vrouw de huurster van de echtelijke woning zou zijn.

De man ging echter in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Op 25 maart 2003 heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en het huurrecht van de echtelijke woning aan de man toegewezen. De vrouw heeft hiertegen beroep in cassatie ingesteld. De man heeft verzocht het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 81 RO was een nadere motivering niet nodig, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 26 november 2004 het beroep verworpen, waarbij de beschikking is gegeven door de raadsheren J.B. Fleers, P.C. Kop, E.J. Numann en openbaar uitgesproken door vice-president P. Neleman.

Uitspraak

26 november 2004
Eerste Kamer
Rek.nr. R03/060HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. K.G.W. van Oven,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: G.J. Schuurman.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 13 maart 2002 ter griffie van de rechtbank te Breda ingekomen verzoekschrift heeft verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot die rechtbank en verzocht echtscheiding tussen haar en verweerder in cassatie - verder te noemen: de man - uit te spreken en - voor zover in cassatie nog van belang - als nevenvoorziening verzocht te bepalen dat het huurrecht van de echtelijke woning aan haar wordt toegewezen.
De man heeft bij verweerschrift tevens zelfstandig de rechtbank verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in dit nevenverzoek, althans haar dit verzoek te ontzeggen, en het huurrecht van de echtelijke woning aan hem toe te wijzen.
De rechtbank heeft bij beschikking van 29 juli 2002 echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Voorts heeft zij bepaald dat de vrouw de huurster van de echtelijke woning zal zijn.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij beschikking van 25 maart 2003 heeft het hof de bestreden beschikking wat de toewijzing van het huurrecht van de echtelijke woning aan de vrouw betreft vernietigd en, in zoverre opnieuw beschikkende, het huurrecht van de echtelijke woning aan de man toegewezen.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, P.C. Kop en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 26 november 2004.