Tegen de vonnissen van 10 september 1997 en 3 juni 1998 heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. Bij memorie van grieven heeft de man gevorderd bij arrest, voorzover wettelijk mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
* de woning aan de [a-straat 1] te [woonplaats] aan de man toe te delen, met bepaling van een redelijke termijn waarbinnen de vrouw de woning moet hebben verlaten;
* te bepalen dat de schulden waarvoor de woning is meeverbonden door de man zullen worden overgenomen, onder ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid;
* te bepalen dat de vrouw binnen tien dagen na het te dezen te wijzen arrest de in eigendom aan de man toekomende roerende zaken, genoemd in deze memorie, in ongeschonden staat aan hem zal afgeven, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van ƒ 250,-- per dag dat zij daarmee in gebreke blijft;
* te bepalen dat de Volvo 740 GLE moet worden verkocht en dat de opbrengst na aftrek van de kosten van de verkoop bij helfte zal worden verdeeld;
* de caravan aan de man toe te delen onder de verplichting de helft van de waarde daarvan aan de vrouw te vergoeden, een en ander na verrekening van het voor de caravan betaalde stallingsgeld en de verzekeringspremie;
* te bepalen dat de roerende zaken die partijen gemeen in eigendom hebben tussen hen worden verdeeld, onder verrekening van de getaxeerde waarde, op zodanige wijze dat het lot zal beslissen welke partij de eerste keus zal hebben, waarna partijen om en om een keuze mogen maken;
* te bepalen dat de roerende zaken die partijen gemeen in eigendom hebben en die zij niet toebedeeld wensen te krijgen ter openbare verkoping zullen worden aangeboden, uiterlijk binnen een maand nadat het in deze te wijzen arrest is gewezen, waarbij de opbrengst onder aftrek van kosten bij helfte tussen partijen zal worden verdeeld;
* te bepalen dat de verdeling van de roerende zaken die partijen gemeen in eigendom hebben zal plaatsvinden in de woning aan de [a-straat 1] te [woonplaats];
* te bepalen dat het premiedepot aan de man toekomt;
* de vrouw te veroordelen tot betaling aan de man, binnen 30 dagen na het in dezen te wijzen arrest en tegen behoorlijk bewijs van kwijting van:
- een bedrag van ƒ 4.105,76 wegens verrekening van de saldi van de en/of rekening;
- een bedrag van ƒ 47.320.89 wegens vergoeding van de door appellant voor de woning betaalde kosten, te vermeerderen met een bedrag van ƒ 1.139,32 en ƒ 125,40 per maand vanaf 1 januari 1999 tot aan de datum van verdeling;
- een bedrag van ƒ 25.840,-- per jaar wegens vergoeding voor het alleen gebruik door de vrouw van de woning, vanaf 1 mei 1996, met de daarover verschuldigde wettelijke rente vanaf 1 mei 1996;
- een bedrag van ƒ 12.500,-- wegens vergoeding van de door de man aan de woning verrichte werkzaamheden (helft van ƒ 25.000,--);
- een bedrag van ƒ 312.274,-- wegens vergoeding van het door de man met meer dan de helft bijgedragene aan de woning, dan wel subsidiair een bedrag van ƒ 279.636,27, dan wel meer subsidiair een bedrag van ƒ 252.636,37, dan wel een zodanig bedrag als het hof in goede justitie vermeent te behoren;
- een vergoeding ter hoogte van de waardedaling van de roerende zaken die aan de man zullen toekomen, te berekenen vanaf 1 mei 1996 tot aan de datum waarop de man wederom de beschikking over deze zaken krijgt;
* de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure in eerst aanleg en in hoger beroep.
subsidiair:
* indien het hof de woning aan de [a-straat 1] te [woonplaats] aan de vrouw zou toedelen, te bepalen dat zij de schulden waarvoor het huis is meeverbonden zal overnemen en zal aantonen dat de man uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze schulden is ontslagen;
* de vrouw te veroordelen tot betaling aan de man binnen 30 dagen na het te dezen te wijzen arrest en tegen behoorlijk bewijs van kwijting van een bedrag van ƒ 38.949,-- wegens verrekening van de overwaarde van de woning;
* de vrouw te veroordelen om binnen 30 dagen na het te dezen te wijzen arrest de deurbel van de woning aan de [a-straat 1] te [woonplaats] aan de man af te geven;
* voor het overige met bepaling en veroordeling van de vrouw als hiervoor bij primair gesteld.