ECLI:NL:HR:2004:AR4142
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Verzuim tot beslissing op schriftelijk aanhoudingsverzoek wegens ziekte leidt tot nietigheid van het onderzoek
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 december 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in Irak in 1969, had een verzoek tot aanhouding van de behandeling van zijn zaak ingediend wegens ziekte. Dit verzoek was echter niet in de processtukken opgenomen, wat leidde tot een verzuim van het hof om op het verzoek te beslissen. De verdachte was niet verschenen op de terechtzitting, en zijn raadsman had het verzoek tot aanhouding gedaan, maar dit verzoek was niet voldoende onderbouwd met medische stukken. De advocaat-generaal had zich gerefereerd aan het oordeel van het hof, dat het verzoek tot aanhouding afwees.
De Hoge Raad oordeelde dat het verzuim om te beslissen op het aanhoudingsverzoek, dat kennelijk het gevolg was van een administratieve fout, leidde tot nietigheid van het onderzoek en het arrest. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling. De zaak betrof een veroordeling van de verdachte voor poging tot opzettelijk brandstichten, waarbij de verdachte eerder was vrijgesproken van een primair tenlastegelegde feit. De Hoge Raad concludeerde dat het niet in behandeling nemen van het aanhoudingsverzoek een ernstige schending van de procesorde was, waardoor de rechtsgang niet op de juiste wijze was verlopen.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de behandeling van verzoeken in het strafproces en de noodzaak voor de rechterlijke macht om administratieve fouten te vermijden die de rechten van de verdachte kunnen schaden. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke reminder voor de rechtspraktijk over de noodzaak van een zorgvuldige en transparante procesvoering.