ECLI:NL:HR:2004:AR6887

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
40082
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
  • J.W. van den Berge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de aftrekbaarheid van rente door een Turbovennootschap

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 25 juni 2003, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1996. De belanghebbende, X B.V., had een aanslag van nihil opgelegd gekregen, welke na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende in cassatie ging. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in.

De Hoge Raad beoordeelt de middelen die door belanghebbende zijn ingediend. Het Hof had geoordeeld dat goed koopmansgebruik met betrekking tot de aftrek van door een ondernemer schuldig geworden rente vereist dat, in het geval van bijgeschreven rente, de kans moet worden ingeschat dat deze rente zal worden afgelost. Het derde middel van belanghebbende stelt terecht dat dit oordeel berust op een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad oordeelt echter dat de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat de activiteiten van belanghebbende uiterlijk in 1994 zijn gestaakt en dat er sinds die tijd geen activa meer waren, meebrengen dat er geen verplichting tot renteaftrek kan bestaan.

De overige middelen van belanghebbende kunnen evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelt dat deze middelen geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, en dat er daarom geen nadere motivering nodig is. De Hoge Raad concludeert dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 3 december 2004 door de vice-president en de raadsheren in openbaar.

Uitspraak

Nr. 40.082
3 december 2004
RvS
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 25 juni 2003, nr. P01/00238, betreffende na te melden aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1996 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd van nihil, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat goed koopmansgebruik met betrekking tot de aftrek van door een ondernemer schuldig geworden rente er toe noopt dat, in het geval van (rentedragend) bijgeschreven rente, de kans dient te worden geschat in hoeverre de tot hoofdsom geworden bijgeschreven rente zal worden afgelost. Het derde middel voert met juistheid aan dat dit oordeel uitgaat van een onjuiste rechtsopvatting. De omstandigheid dat een debiteur niet in staat is zijn schuld volledig af te lossen is op zichzelf voor hem geen reden voor afwaardering daarvan. Niettemin kan het middel niet tot cassatie leiden. De stukken van het geding laten geen andere gevolgtrekking toe dan dat de activiteiten van belanghebbende uiterlijk in 1994 zijn gestaakt en dat belanghebbende in ieder geval sedert 1994 geen activa meer bezat. Onder die omstandigheden moet worden aangenomen dat belanghebbende en haar aandeelhouder, aan wie belanghebbende de hoofdsom schuldig was, niet in werkelijkheid een verplichting van belanghebbende aan haar aandeelhouder ter zake van de hoofdsom rente te betalen hebben totstandgebracht dan wel gehandhaafd. Mitsdien is voor aftrek van rente geen plaats.
3.2. De overige middelen kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, P. Lourens, C.B. Bavinck en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2004.