ECLI:NL:HR:2004:AR7387

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/268HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onrechtmatige daad en schadevergoeding in faillissementszaak

In deze zaak heeft eiser, zowel voor zichzelf als in zijn hoedanigheid van curator over betrokkene 1, verweerders in cassatie gedagvaard voor de rechtbank te Arnhem. Eiser vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat verweerders zich schuldig hadden gemaakt aan een onrechtmatige daad en hen te veroordelen tot schadevergoeding. De rechtbank heeft de vordering van eiser bij vonnis van 23 november 2000 afgewezen. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat in een tussenarrest van 20 november 2001 de zaak naar de rol verwees voor nadere memorie aan de zijde van eiser. In het eindarrest van 18 maart 2003 heeft het hof het bestreden vonnis bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen beide arresten van het hof, terwijl verweerders voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep hebben ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekte tot verwerping van het principale beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalt, is de voorwaarde waaronder het incidentele beroep is ingesteld niet vervuld, zodat dit geen behandeling behoeft.

De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak aan de zijde van verweerders begroot op € 316,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Het arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, P.C. Kop en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 24 december 2004.

Uitspraak

24 december 2004
Eerste Kamer
Nr. C03/268HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], zowel voor zich als in zijn hoedanigheid van curator over [betrokkene 1],
beiden wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, incidenteel verweerder,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
2. [Verweerder 2],
3. [Verweerder 3],
allen wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie, incidenteel eisers,
advocaat: jhr. mr. A.J. Sandberg.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 10 februari 2000 verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerder] c.s. - gedagvaard voor de rechtbank te Arnhem en gevorderd voor recht te verklaren dat [verweerder] c.s. zich jegens [eiser] hebben schuldig gemaakt aan een onrechtmatige daad en [verweerder] c.s. bij vonnis - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] bij wege van schadevergoeding te betalen een bedrag, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, verhoogd met wettelijke interessen vanaf de dag van rechtsingang tot die der algehele voldoening.
[Verweerder] c.s. hebben de vordering bestreden.
De rechtbank heeft de vordering bij vonnis van 23 november 2000 afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Bij tussenarrest van 20 november 2001 heeft het hof de zaak naar de rol verwezen voor nadere memorie aan de zijde van [eiser] en het heeft bij eindarrest van 18 maart 2003 het bestreden vonnis bekrachtigd.
Beide arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. [verweerder] c.s. hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende het incidentele beroep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerder] c.s. mede door mr. J.A.M.P. [verweerder], advocaat te Nijmegen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het principale beroep.
3. Beoordeling van de middelen in het principale beroep
3.1 De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.2 Nu het principale beroep faalt, is de voorwaarde waaronder het incidentele beroep is ingesteld, niet vervuld, zodat dit geen behandeling behoeft.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 316,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, P.C. Kop en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 24 december 2004.