ECLI:NL:HR:2004:AR7387
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onrechtmatige daad en schadevergoeding in faillissementszaak
In deze zaak heeft eiser, zowel voor zichzelf als in zijn hoedanigheid van curator over betrokkene 1, verweerders in cassatie gedagvaard voor de rechtbank te Arnhem. Eiser vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat verweerders zich schuldig hadden gemaakt aan een onrechtmatige daad en hen te veroordelen tot schadevergoeding. De rechtbank heeft de vordering van eiser bij vonnis van 23 november 2000 afgewezen. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat in een tussenarrest van 20 november 2001 de zaak naar de rol verwees voor nadere memorie aan de zijde van eiser. In het eindarrest van 18 maart 2003 heeft het hof het bestreden vonnis bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen beide arresten van het hof, terwijl verweerders voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep hebben ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekte tot verwerping van het principale beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalt, is de voorwaarde waaronder het incidentele beroep is ingesteld niet vervuld, zodat dit geen behandeling behoeft.
De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak aan de zijde van verweerders begroot op € 316,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Het arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, P.C. Kop en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 24 december 2004.