ECLI:NL:HR:2005:AR4844

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R04/013HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.B. Fleers
  • P.C. Kop
  • J.C. van Oven
  • P. Neleman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over omgangsregeling en informatieverstrekking in familierechtelijke geschil

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 januari 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen een vader en een moeder over de omgangsregeling en informatieverstrekking met betrekking tot hun minderjarige dochter. De vader, verzoeker tot cassatie, had op 7 maart 2002 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Arnhem. Hij verzocht de moeder, verweerster in cassatie, te verplichten om informatie over hun dochter te verstrekken en een omgangsregeling vast te stellen. De moeder bestreed dit verzoek.

De rechtbank heeft op 22 juli 2002 een tussenbeschikking gegeven en de raad voor de kinderbescherming verzocht een onderzoek te doen naar de omgangsregeling. Op 8 mei 2003 heeft de rechtbank in een eindbeschikking een omgangsregeling vastgesteld ten behoeve van de vader en de moeder verplicht om informatie over de ontwikkeling van de dochter te verstrekken. De moeder ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 4 november 2003 de eindbeschikking van de rechtbank heeft vernietigd en het verzoek van de vader heeft afgewezen.

Tegen deze beschikking heeft de vader cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van de vader beoordeeld, maar oordeelde dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de vader dan ook verworpen.

Deze beschikking is gegeven door de raadsheren J.B. Fleers, P.C. Kop, J.C. van Oven en is in het openbaar uitgesproken door vice-president P. Neleman.

Uitspraak

14 januari 2005
Eerste Kamer
Rek.nr. R04/013HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. L. van Hoppe.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 7 maart 2002 gedateerd verzoekschrift heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de vader - zich gewend tot de rechtbank te Arnhem en verzocht verweerster in cassatie - verder te noemen: de moeder - te verplichten de in het verzoekschrift omschreven informatie met betrekking tot hun minderjarige dochter te verstrekken en de in het verzoekschrift omschreven omgangsregeling vast te stellen.
De moeder heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenbeschikking van 22 juli 2002 de raad voor de kinderbescherming verzocht een onderzoek te doen naar de invulling van een omgangsregeling en partijen opgedragen aan de raad voor de kinderbescherming te laten weten of zij hun medewerking aan het onderzoek willen verlenen.
Bij eindbeschikking van 8 mei 2003 heeft de rechtbank ten behoeve van de vader een omgangsregeling vastgesteld en de moeder verplicht om aan de vader informatie over de ontwikkeling van de dochter te verstrekken.
Tegen de eindbeschikking heeft de moeder hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Bij beschikking van 4 november 2003 heeft het hof de eindbeschikking van de rechtbank vernietigd, het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling alsnog afgewezen, en een regeling met betrekking tot het door de moeder verschaffen van informatie over de dochter vastgesteld.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de vader heeft bij brief van 11 november 2004 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, P.C. Kop en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 14 januari 2005.