ECLI:NL:HR:2005:AR4847
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vaststelling van het Nederlanderschap van twee dochters
In deze zaak heeft verzoekster, als wettelijk vertegenwoordigster van haar dochters, een verzoek ingediend bij de rechtbank te 's-Gravenhage om vast te stellen dat haar dochters de Nederlandse nationaliteit bezitten, op basis van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Dit verzoek werd ingediend op 7 maart 2001. De Staat der Nederlanden, als verweerder, heeft het verzoek bestreden. De rechtbank heeft het openbaar ministerie gehoord, dat concludeerde tot afwijzing van het verzoek. Op 13 december 2001 heeft de rechtbank een tussenbeschikking gegeven, waarin het Internationaal Juridisch Instituut te 's-Gravenhage werd verzocht om rapport uit te brengen over vragen van Armeens nationaliteitsrecht. Na ontvangst van dit rapport en de reacties van partijen, heeft de rechtbank op 13 november 2003 de eindbeschikking gegeven, waarin het verzoek van verzoekster werd afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat verzoekster niet heeft aangetoond dat haar dochters sinds hun geboorte staatloos zijn, zoals vereist is volgens artikel 6 lid 1, aanhef en onder b, (oud) RWN. De middelen die door verzoekster zijn ingediend, falen op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken op 14 januari 2005.