ECLI:NL:HR:2005:AR6188
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontvankelijkheid in hoger beroep en tussenarrest
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 februari 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.F. Thunnissen, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Leeuwarden, dat op 17 september 2003 was uitgesproken. De achtergrond van de zaak betreft een vordering van de verweerster, die eiser en diens toenmalige echtgenote had gedagvaard voor de rechtbank te Assen. De verweerster vorderde een bedrag van ƒ 12.169,44 met wettelijke rente. Eiser en zijn echtgenote hebben in eerste instantie de onbevoegdheid van de rechtbank ingeroepen, maar de rechtbank heeft deze exceptie verworpen en de procedure voortgezet.
De rechtbank heeft in verschillende vonnissen de zaak behandeld, waarbij de procedure tegen de echtgenote van eiser werd geschorst en de hoofdzaak naar de rol werd verwezen. Uiteindelijk heeft het gerechtshof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, maar de Hoge Raad heeft geoordeeld dat het arrest van het hof een tussenarrest was en dat eiser niet-ontvankelijk was in zijn cassatieberoep. Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat een beroep in cassatie tegen een tussenarrest slechts tegelijk met dat van het eindarrest kan worden ingesteld, tenzij anders bepaald.
De Hoge Raad heeft de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot. De uitspraak is gedaan door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren E.J. Numann en J.C. van Oven, en is openbaar uitgesproken door vice-president P. Neleman.