ECLI:NL:HR:2005:AR8211
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Beschikking inzake verzet tegen dwangbevel door opposant
In deze zaak gaat het om een beschikking van de Hoge Raad der Nederlanden, gegeven op 18 maart 2005, in het kader van een verzet tegen een dwangbevel. De opposant, die niet aan een eerder opgelegde kostenveroordeling had voldaan, had een dwangbevel ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. Dit dwangbevel was uitgevaardigd op 28 mei 2004 en betekend op 16 juni 2004. De opposant heeft hiertegen verzet aangetekend, maar zijn verzoekschrift voldeed niet aan de wettelijke vereisten, aangezien het niet was ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. De griffier had het verzet als ongegrond aangemerkt en de Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het verzet.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het verzet niet op de juiste wijze was ingesteld. De brief van de opposant van 18 juni 2004, waarin hij zijn bezwaren tegen het dwangbevel uiteenzette, werd niet als een geldig verzetschrift erkend. De Hoge Raad benadrukte dat de wet vereist dat een verzet op een specifieke manier wordt ingediend, en dat de opposant in de gelegenheid was gesteld om dit verzuim te herstellen, maar dit niet had gedaan. De opposant handhaafde zijn eerdere brief zonder meer, wat betekende dat hij niet voldeed aan de vereisten voor het indienen van verzet.
De Hoge Raad verklaarde de opposant niet-ontvankelijk in zijn verzet en merkte op dat de oproep in zijn brief om initiatieven te ontplooien tegen de leden van het hof niet als een verzoek kon worden aangemerkt waarover de Hoge Raad uitspraak diende te doen. De beschikking werd openbaar uitgesproken door vice-president P. Neleman, en de zaak werd behandeld door de raadsheren H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman.