ECLI:NL:HR:2005:AR8661

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02590/04 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van ontnemingsmaatregel en ontvankelijkheid van de aanvrage

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 januari 2005 uitspraak gedaan over een herzieningsaanvraag met betrekking tot een ontnemingsmaatregel. De aanvraagster, geboren in 1966 en woonachtig in [woonplaats], had de verplichting opgelegd gekregen om een bedrag van € 7.000,-- aan de Staat te voldoen, bij gebreke van betaling te vervangen door 140 dagen hechtenis. De aanvraag tot herziening was ingediend naar aanleiding van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Zwolle, dat op 8 juli 2003 was uitgesproken. De Hoge Raad oordeelde dat de oplegging van een ontnemingsmaatregel niet kan worden aangemerkt als een veroordeling in de zin van artikel 457, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Hierdoor kon de herzieningsaanvraag niet worden ontvangen. De Hoge Raad merkte op dat de rechter die de ontnemingsmaatregel had opgelegd, op verzoek van de veroordeelde het bedrag kan verminderen of kwijtschelden, en dat de officier van justitie uitstel van betaling of betaling in termijnen kan toestaan. De Hoge Raad verklaarde de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk, waarmee de eerdere beslissing van de Politierechter in stand bleef.

Uitspraak

4 januari 2005
Strafkamer
nr. 02590/04 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Zwolle, zitting houdende te Lelystad, van 8 juli 2003, nummer 07/000832-02, ingediend door:
[aanvraagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvraagster de verplichting opgelegd om ter zake van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te voldoen een bedrag van € 7.000,--, bij gebreke van volledige betaling of van volledig verhaal te vervangen door 140 dagen hechtenis.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
De aanvrage kan niet tot herziening leiden, reeds omdat oplegging van een ontnemingsmaatregel niet is een veroordeling in de zin van art. 457, eerste lid, Sv. De aanvrage kan daarom niet worden ontvangen.
Opmerking verdient dat de rechter die de maatregel heeft opgelegd op grond van art. 577b, tweede lid, Sv bevoegd is op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de veroordeelde het vastgestelde bedrag te verminderen of kwijt te schelden, en dat de officier van justitie op grond van art. 561, derde lid, Sv uitstel van betaling of betaling in termijnen kan toestaan.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 4 januari 2005.