ECLI:NL:HR:2005:AS3595

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/170HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aansprakelijkheid van bestuurders op grond van de Invorderingswet 1990

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure waarin eisers, [Eiser 1] en [Eiseres 2], beiden woonachtig in België, in beroep zijn gegaan tegen een uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De eisers zijn als bestuurders van de gefailleerde vennootschap [A] B.V. aangesproken op grond van artikel 36 van de Invorderingswet 1990. De ontvanger van de Belastingdienst/ondernemingen Roosendaal had hen gedagvaard voor de rechtbank te Breda en gevorderd dat zij hoofdelijk aansprakelijk zouden worden gesteld voor een bedrag van ƒ 284.829,--, alsmede voor de daarover verschuldigde invorderingsrente. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 14 maart 2000 en een eindvonnis van 8 mei 2001 de vordering toegewezen, waarop de eisers hoger beroep hebben ingesteld. Het gerechtshof heeft hen echter niet-ontvankelijk verklaard in hun beroep tegen het tussenvonnis en het eindvonnis bekrachtigd. Hierop hebben de eisers cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 316,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.

Uitspraak

8 april 2005
Eerste Kamer
Nr. C03/170HR
RM/JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiseres 2],
beiden wonende te België,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. Z.B. Gyömörei,
t e g e n
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/ONDERNEMINGEN ROOSENDAAL,
gevestigd te Roosendaal,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.J. Schenck.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: de Ontvanger - heeft bij exploot van 31 mei 1999 eisers tot cassatie - verder te noemen: [eiser] c.s. - gedagvaard voor de rechtbank te Breda en gevorderd te verklaren voor recht dat [eiser] c.s. als bestuurders van de (gefailleerde) vennootschap [A] B.V. op grond van art. 36 Iw 1990, hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de in het lichaam van de inleidende dagvaarding genoemde bedrag van ƒ 284.829,-- of, voor het geval in de procedure volgend op het bezwaarschrift op de voet van art. 50 Iw 1990 een ander bedrag wordt vastgesteld, tot dat ander bedrag, alsmede voor de daarover verschuldigde invorderingsrente.
[Eiser] c.s. hebben de vordering bestreden.
Na een tussenvonnis van 14 maart 2000 heeft de rechtbank bij eindvonnis van 8 mei 2001 de vordering toegewezen.
Tegen beide vonnissen hebben [eiser] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 13 maart 2003 heeft het hof [eiser] c.s. niet-ontvankelijk verklaard in het beroep tegen het vonnis van 14 maart 2000 en het vonnis van 8 mei 2001 bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Ontvanger heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiser] c.s. toegelicht door hun advocaat en voor de Ontvanger door mr. M. Verwijs, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad;
verwerpt het beroep.
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Ontvanger begroot op € 316,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren P.C. Kop en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 8 april 2005.