ECLI:NL:HR:2005:AS3730
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- W.A.M. van Schendel
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Cassatie in civiele zaak tussen eiseres en verweerster over vordering tot betaling en buitengerechtelijke kosten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 februari 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen eiseres en verweerster. Eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Ynzonides, was in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de vordering van verweerster, vertegenwoordigd door advocaat mr. G. Snijders, was afgewezen. Verweerster had eiseres gedagvaard voor een bedrag van ƒ 597.839,01, vermeerderd met wettelijke rente, en een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van ƒ 17.130,79. De rechtbank had de vordering afgewezen, maar het gerechtshof Amsterdam vernietigde dit vonnis en kende verweerster een bedrag van € 271.287,52 en € 3.448,73 toe, met wettelijke rente.
Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van eiseres niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van eiseres verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerster zijn begroot op € 5.740,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Deze uitspraak bevestigt de beslissing van het gerechtshof en onderstreept de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling en rechtseenheid in Nederland.