ECLI:NL:HR:2005:AS3730

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/035HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in civiele zaak tussen eiseres en verweerster over vordering tot betaling en buitengerechtelijke kosten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 februari 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen eiseres en verweerster. Eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Ynzonides, was in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de vordering van verweerster, vertegenwoordigd door advocaat mr. G. Snijders, was afgewezen. Verweerster had eiseres gedagvaard voor een bedrag van ƒ 597.839,01, vermeerderd met wettelijke rente, en een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van ƒ 17.130,79. De rechtbank had de vordering afgewezen, maar het gerechtshof Amsterdam vernietigde dit vonnis en kende verweerster een bedrag van € 271.287,52 en € 3.448,73 toe, met wettelijke rente.

Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van eiseres niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van eiseres verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerster zijn begroot op € 5.740,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Deze uitspraak bevestigt de beslissing van het gerechtshof en onderstreept de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling en rechtseenheid in Nederland.

Uitspraak

11 februari 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/035HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. M. Ynzonides,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. G. Snijders.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - heeft bij exploot van 24 januari 2001 eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam en gevorderd bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
A. [eiseres] te veroordelen om aan [verweerster] te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting het bedrag van ƒ 597.839,01, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 september 1999 (zijnde de dag waarop [eiseres] de optierente verschuldigd was) tot aan de dag van algehele voldoening, althans ieder ander bedrag dat de rechtbank in goede justitie redelijk acht;
B. [eiseres] te veroordelen om aan [verweerster] te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van ƒ 17.130,79, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover van 21 oktober 1999 tot aan de dag der algehele voldoening, althans ieder ander bedrag dat de rechtbank in goede justitie redelijk acht;
C. [eiseres] te veroordelen in de kosten van deze procedure, een vergoeding voor de kosten van juridische bijstand daaronder begrepen.
[Eiseres] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 2 oktober 2002 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [verweerster] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 16 oktober 2003 heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vordering van [verweerster] tot de bedragen € 271.287,52 en € 3.448,73 met de wettelijke rente alsnog toegewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [eiseres] mede door mr. L.P. Kortmann, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 5.740,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, D.H. Beukenhorst en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 11 februari 2005.