ECLI:NL:HR:2005:AS3822

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/017HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest inzake geschil over erfafscheiding en wateroverlast

In deze zaak heeft eiseres, samen met haar inmiddels overleden echtgenoot, verweerster gedagvaard voor de rechtbank te Groningen. De eis was gericht op het verwijderen van een schutting en het verlagen van het erf van verweerster, zodat eiseres en haar echtgenoot het recht van pad ongehinderd konden uitoefenen en geen wateroverlast van het perceel van verweerster zouden ondervinden. De rechtbank heeft in een tussenvonnis een comparitie van partijen gelast en een deskundige benoemd. Uiteindelijk heeft de rechtbank in een eindvonnis van 9 juni 2000 de vordering van eiseres afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld.

Eiseres heeft tegen deze vonnissen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden. Het hof heeft in een tussenarrest van 28 november 2001 een comparitie van partijen gelast en in een eindarrest van 24 september 2003 de bestreden vonnissen bekrachtigd. Eiseres heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het eindarrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld, waarbij verweerster niet is verschenen. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het arrest is gewezen door de vice-president en raadsheren, en openbaar uitgesproken op 11 februari 2005.

Uitspraak

11 februari 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/017HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. H.W. Bos-Hagens,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie en haar inmiddels overleden echtgenoot [betrokkene 1] - verder te noemen: [eiseres en betrokkene 1] - hebben bij exploot van 7 november 1997 verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] -gedagvaard voor de rechtbank te Groningen en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [verweerster] te veroordelen om de in de dagvaarding bedoelde schutting te verwijderen en haar erf te verlagen zodat [eiseres en betrokkene 1] het recht van pad ongehinderd kunnen uitoefenen en zij geen wateroverlast van het perceel van [verweerster] ondervinden, zulks onder verbeurte van een dwangsom van ƒ 500,-- per overtreding en met veroordeling van [verweerster] in de kosten van deze procedure.
[Verweerster] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 16 januari 1998 een comparitie van partijen en een gerechtelijke plaatsopneming gelast.
Vervolgens hebben [eiseres en betrokkene 1] hun eis gewijzigd door hun vordering tot verwijdering van de schutting in te trekken en aanpassing in plaats van verlaging van het erf te vorderen.
[Verweerster] heeft zich tegen deze eiswijziging verzet.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 23 oktober 1998 de zaak naar de rol verwezen voor het benoemen van de in rov. 4.2 bedoelde deskundige(n) en heeft bij rolbeschikking van 4 december 1998 een deskundige benoemd. De rechtbank heeft bij eindvonnis van 9 juni 2000 het gevorderde afgewezen en [eiseres en betrokkene 1] in de proceskosten, waaronder de kosten van het deskundigenbericht ten bedrage van ƒ 11.280,--, veroordeeld.
Tegen de vonnissen van 23 oktober 1998 en 9 juni 2000 heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden.
Bij tussenarrest van 28 november 2001 heeft het hof een comparitie van partijen gelast en bij tussenarrest van 9 oktober 2002 heeft het de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van [eiseres]. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard eindarrest van 24 september 2003 heeft het hof beide bestreden vonnissen bekrachtigd en [eiseres] in de kosten van het geding in hoger beroep veroordeeld.
Het eindarrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerster] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren P.C. Kop en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 11 februari 2005.