ECLI:NL:HR:2005:AS4190
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- W.A.M. van Schendel
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Cassatie van Yara Construction Company N.V. tegen San Barbola Woningbouw N.V. en San Barbola Aannemingsmaatschappij N.V. inzake betalingsvorderingen en conservatoire beslagen
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure van Yara Construction Company N.V. en een andere eiser tegen San Barbola Woningbouw N.V. en San Barbola Aannemingsmaatschappij N.V. De zaak is ontstaan uit een geschil over betalingsvorderingen en conservatoire beslagen die door de verweerders in cassatie zijn gelegd. De eisers tot cassatie, gevestigd op Aruba, hebben in eerste aanleg verzocht om veroordeling tot betaling van een aanzienlijk bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en om de conservatoire beslagen van waarde te verklaren. Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba heeft in verschillende vonnissen geoordeeld over de vorderingen van beide partijen, waarbij de eisers in reconventie ook schadevergoeding hebben gevorderd.
Na een reeks van tussenvonnissen en een eindvonnis van het gerecht, hebben de verweerders hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. Het hof heeft de vorderingen van de eisers in cassatie gedeeltelijk toegewezen, maar ook de vorderingen van de verweerders in incidenteel hoger beroep behandeld. Uiteindelijk heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld en de eisers in cassatie veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en de conservatoire beslagen van waarde verklaard.
Tegen de vonnissen van het hof hebben de eisers in cassatie beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten in de middelen van cassatie verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de eisers in cassatie in de kosten van het geding veroordeeld, die aan de zijde van de verweerders zijn begroot op nihil. Dit arrest is gewezen door de raadsheren en openbaar uitgesproken door de vice-president op 8 april 2005.