ECLI:NL:HR:2005:AS6159

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03175/04 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • A.J.A. van Dorst
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Leeuwarden

In deze zaak gaat het om een herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Leeuwarden, waarbij de aanvrager is veroordeeld voor diefstal en het opgeven van een valse naam en geboortedatum. De Politierechter heeft de aanvrager voor feit 1 veroordeeld tot een geldboete van € 65,--, subsidiair één dag hechtenis, en voor feit 2 tot een geldboete van € 90,--, subsidiair één dag hechtenis. De aanvrage tot herziening is ingediend door mr. G.H. Thasing, advocaat te Emmen, namens de aanvrager, die Armeens spreekt en stelt dat zij niet in een begrijpelijke taal is gedagvaard. De Hoge Raad beoordeelt de aanvrage aan de hand van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering. De aanvrager stelt dat zij de schikkingsprocedure niet heeft begrepen door de taalbarrière en dat er sprake is van een naamsverwisseling per abuis. De Hoge Raad oordeelt dat de aanvrage niet voldoet aan de vereisten van artikel 459 en 460 Sv, omdat er geen bewijs is geleverd voor de gestelde omstandigheden. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad de aanvrage niet-ontvankelijk, wat betekent dat de herziening van het vonnis niet wordt toegestaan.

Uitspraak

8 februari 2005
Strafkamer
nr. 03175/04 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Leeuwarden van 6 juni 2003, nummer 17/010157-03, ingediend door mr. G.H. Thasing, advocaat te Emmen, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvraagster ter zake van 1. "diefstal" en 2. "door het bevoegd gezag naar haar identiteitsgegevens gevraagd een valse naam, voornaam en geboortedatum opgeven" veroordeeld voor feit 1 tot een geldboete van € 65,--, subsidiair één dag hechtenis, en voor feit 2 tot een geldboete van € 90,--, subsidiair één dag hechtenis.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voorzover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer omstandigheden die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
3.3. In de aanvrage wordt allereerst aangevoerd dat de aanvraagster, die slechts het Armeens machtig is, niet in een taal die zij verstaat, is gedagvaard om te verschijnen ter terechtzitting van de Politierechter. Voorts wordt in de aanvrage gesteld dat de aanvraagster geen gevolg heeft gegeven aan de haar voordien aangeboden transactie, "omdat zij het in ambtelijk proza gestelde schikkingsformulier niet begreep".
3.4. Dit onderdeel van de aanvrage behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden als hiervoor onder 3.1 vermeld. De aanvrage kan daarom, gelet op de art. 459 en 460 Sv, in zoverre niet worden ontvangen.
3.5. In de aanvrage wordt verder ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat sprake is van "een naamsverwisseling per abuis".
3.6. De aanvrage bevat wat dit onderdeel betreft geen opgave van bewijsmiddelen waaruit de daarin genoemde omstandigheid kan blijken. De aanvrage kan daarom, gelet op de art. 459 en 460 Sv, ook in zoverre niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 8 februari 2005.