ECLI:NL:HR:2005:AS6161
Hoge Raad
- Herziening
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Herziening van een arrest inzake valsheid in geschrift
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 februari 2005 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De aanvrager, geboren in 1956 en wonende te [woonplaats], was eerder veroordeeld voor valsheid in geschrift tot twee maanden gevangenisstraf. Deze veroordeling was het resultaat van een hoger beroep, waarbij een eerder vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Utrecht van 20 september 1995 werd vernietigd.
De aanvrage tot herziening is ingediend op basis van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), dat stelt dat herziening kan plaatsvinden op grond van nieuwe feiten of omstandigheden die niet tijdens het oorspronkelijke proces aan het licht zijn gekomen. De Hoge Raad heeft echter vastgesteld dat de aanvrage niet voldeed aan de vereisten van artikel 459 Sv, dat voorschrijft dat de aanvrage moet steunen op feitelijke omstandigheden en een opgave van bewijsmiddelen moet bevatten.
De Hoge Raad concludeerde dat de aanvrage niet-ontvankelijk was, omdat de gestelde omstandigheden niet als feitelijke grondslag voor herziening konden dienen. De aanvrager had geen nieuwe bewijsmiddelen aangedragen die de eerdere veroordeling konden ondermijnen. Hierdoor werd de aanvrage tot herziening afgewezen, en bleef de oorspronkelijke veroordeling in stand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt, met medewerking van de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart.