ECLI:NL:HR:2005:AT1088
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over merkdepot en goede trouw in het civiele recht
In deze zaak, die op 8 juli 2005 door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om een cassatieprocedure tussen Unilever N.V. en Iglo-Mora Groep B.V. als eiseressen en de vennootschappen naar Belgisch recht, Artic N.V. en N.V. Frisa, als verweerders. De zaak betreft een geschil over de goede trouw bij het depot van een merk. De Hoge Raad verwijst naar een eerder tussenarrest van 24 januari 2003, waarin het Benelux-Gerechtshof was verzocht om uitleg over bepaalde juridische vragen. Het Benelux-Gerechtshof heeft op 25 juni 2004 geoordeeld dat het depot van een merk niet automatisch als te kwader trouw kan worden aangemerkt, zelfs als de deposant op de hoogte is van eerder gebruik door een derde, mits de deposant zelf de eerste gebruiker van het merk is.
De Hoge Raad oordeelt dat de onderdelen van het cassatiemiddel die zich richten tegen de afwijzing van de vordering tot recall van inbreukmakende producten, niet kunnen slagen. De belangenafweging die het hof heeft gemaakt, is niet onjuist en de klachten van de eiseressen zijn ongegrond. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 2 november 2000 en verwijst de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens worden de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van Unilever c.s. begroot op een totaal van € 4.489,27.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de goede trouw bij merkdepot en de omstandigheden waaronder een merkdepot als te kwader trouw kan worden aangemerkt. De Hoge Raad bevestigt dat de kennis van een derde over het voorgebruik van een merk niet automatisch leidt tot de conclusie dat het depot door de deposant te kwader trouw is verricht, mits de deposant zelf de eerste gebruiker is.