ECLI:NL:HR:2005:AT1738

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/123HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in civiele zaak over vordering tot betaling en verwerping van het beroep

In deze zaak heeft eiser tot cassatie, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.A. van der Hansz, verweerder in cassatie gedagvaard voor de kantonrechter te Bergen op Zoom. Eiser vorderde een betaling van ƒ 4.819,98, vermeerderd met vertragingsrente, op basis van een overeenkomst. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, maar verweerder heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof heeft het tussenvonnis bekrachtigd, maar het eindvonnis van de kantonrechter vernietigd en de vordering van eiser afgewezen. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, waarbij verweerder niet is verschenen. De Advocaat-Generaal J. Spier heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling oproepen. Het arrest is gewezen op 3 juni 2005 en openbaar uitgesproken door vice-president P. Neleman.

Uitspraak

3 juni 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/123HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.A. van der Hansz,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 22 januari 2001 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de kantonrechter te Bergen op Zoom en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder] te veroordelen om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van ƒ 4.819,98, te vermeerderen met de vertragingsrente van 0,5 percent per maand over ƒ 4.013,75 vanaf 13 december 2000 tot aan de dag der algehele voldoening.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 15 augustus 2001 [verweerder] tot bewijslevering toegelaten en bij eindvonnis van 20 februari 2002 de vordering toegewezen.
Tegen beide vonnissen heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 6 januari 2004 heeft het hof het tussenvonnis waarvan beroep bekrachtigd, het eindvonnis van de kantonrechter vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vordering van [eiser] alsnog afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerder] is verstek verleend.
[Eiser] heeft de zaak doen toelichten door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, E.J. Numann en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 3 juni 2005.