ECLI:NL:HR:2005:AT3215

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00517/04 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • A.J.A. van Dorst
  • H.A.G. van Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis inzake diefstal door twee of meer verenigde personen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2005 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage. De aanvraagster was veroordeeld voor 'diefstal door twee of meer verenigde personen meermalen gepleegd' en kreeg een geldboete van ƒ 1.600,-, subsidiair 31 dagen hechtenis, waarvan ƒ 600,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De aanvraag tot herziening werd ingediend door mr. J. van Broekhuijze, advocaat te Ridderkerk, namens de aanvrager, die in 1980 geboren is en in [woonplaats] woont.

De Hoge Raad beoordeelde de aanvraag op basis van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat herziening kan worden gevraagd op grond van nieuwe bewijsmiddelen die niet tijdens de oorspronkelijke rechtszitting zijn gepresenteerd. De aanvrage tot herziening bevatte echter geen nieuwe feiten of omstandigheden die het ernstig vermoeden wekten dat, indien deze bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid. De aanvrager stelde dat haar financiële situatie aanzienlijk was verslechterd, maar dit werd niet als een relevante omstandigheid aangemerkt volgens de wet.

Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk, wat betekent dat de aanvraag niet in behandeling werd genomen. Dit arrest is uitgesproken door vice-president C.J.G. Bleichrodt, samen met de raadsheren A.J.A. van Dorst en H.A.G. van Splinter-van Kan, in aanwezigheid van waarnemend griffier J.D.M. Hart.

Uitspraak

29 maart 2005
Strafkamer
nr. 00517/04 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 10 november 2000, nummer 09/091748-00 en 09/091905-00, ingediend door mr. J. van Broekhuijze advocaat te Ridderkerk, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvraagster ter zake van "diefstal door twee of meer verenigde personen meermalen gepleegd" veroordeeld tot een geldboete van ƒ 1.600,-subsidiair 31 dagen hechtenis, waarvan zeshonderd gulden, subsidiair twaalf dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voorzover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
3.3. Het in de aanvrage gestelde behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden als hiervoor onder 3.1 vermeld, nu het aangevoerde, daarop neerkomend dat de financiële positie van de aanvraagster aanzienlijk is verslechterd, geen omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid onder 2º, Sv oplevert. De aanvrage kan daarom, gelet op het bepaalde in de art. 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en H.A.G. van Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 29 maart 2005.