ECLI:NL:HR:2005:AT3348
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en nevenvoorzieningen in het personen- en familierecht
In deze zaak heeft de vrouw, verzoekster tot cassatie, op 30 oktober 2000 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Alkmaar om de echtscheiding van haar en de man, verweerder in cassatie, uit te spreken. Daarnaast verzocht zij om nevenvoorzieningen, waaronder de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, het gezag over hun kind, en alimentatie. De man heeft het alimentatieverzoek bestreden en verzocht om een omgangsregeling. De rechtbank heeft op 13 december 2001 de echtscheiding uitgesproken en een omgangsregeling vastgesteld, maar de alimentatie op nihil bepaald. De vrouw ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 11 juli 2002 de echtscheiding bekrachtigde en de alimentatie voor de vrouw verhoogde. Het hof heeft ook een regeling getroffen voor de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de omgangsregeling herzien op 16 oktober 2003. De vrouw heeft cassatie ingesteld tegen de eindbeschikking van het hof, met een verzoek om schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal gevolgd en het beroep verworpen, waarbij werd opgemerkt dat de vrouw geen belang had bij het verzoek tot schorsing. De Hoge Raad benadrukte dat een incidentele vordering tot schorsing beter kan worden behandeld in kort geding dan in cassatie. De beschikking is openbaar uitgesproken op 8 april 2005.