ECLI:NL:HR:2005:AT3418

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
40207
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.G. Pos
  • L. Monné
  • J.W. van den Berge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de waardering van onroerende zaken en de rol van vergelijkingsobjecten

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 12 september 2003, betreffende de waardering van de onroerende zaak aan de a-straat 1 te Z voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004. De waarde van de woning was vastgesteld op ƒ 904.000 (€ 410.217) door het hoofd van de afdeling Belastingen van de gemeente Zoetermeer. Na bezwaar van belanghebbende werd deze waarde gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het cassatieberoep van belanghebbende.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak op 1 april 2005 het beroep gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd waarom de stelling van belanghebbende, dat de prijs van de woning volledig verklaard kon worden door de marktontwikkeling, niet was onderzocht. Dit gebrek in de motivering leidde tot de conclusie dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven. De Hoge Raad verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing, met inachtneming van het arrest. Tevens werd de gemeente Zoetermeer gelast om het griffierecht van € 87 aan belanghebbende te vergoeden.

De Hoge Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten, en dat het verwijzingshof zal beoordelen of er een vergoeding voor de kosten van het geding voor het Hof aan belanghebbende moet worden toegekend. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de lagere rechters bij de beoordeling van waarderingen van onroerende zaken en de rol van vergelijkingsobjecten in dat proces.

Uitspraak

Nr. 40.207
1 april 2005
wv
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 12 september 2003, nr. BK-02/02745, betreffende na te melden beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken.
1. Beschikkingen, bezwaar en geding voor het Hof
Ten aanzien van belanghebbende is bij in één geschrift vervatte beschikkingen de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Z voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 vastgesteld op ƒ 904.000 (€ 410.217).
Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft het hoofd van de afdeling Belastingen van de gemeente Zoetermeer bij uitspraak de beschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij enkele klachten aangevoerd.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer (hierna: B en W) heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
B en W hebben een conclusie van dupliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
Belanghebbende heeft voor het Hof gesteld dat het verschil tussen de verkoopprijzen van de vergelijkingspanden a-straat 2 en 3, gerealiseerd in respectievelijk september en april 2000, en de kort voor 1 januari 1999 (de peildatum) overeengekomen koop/aanneemsom voor belanghebbendes woning volledig wordt verklaard door de marktontwikkeling in die periode. Uit 's Hofs uitspraak blijkt niet dat het die stelling heeft onderzocht en verworpen, zodat in cassatie veronderstellenderwijs van de juistheid daarvan moet worden uitgegaan. Tegen die achtergrond behoefde 's hofs oordeel dat de Inspecteur met de door hem overgelegde gegevens en de daarop gegeven toelichting aannemelijk heeft gemaakt dat de prijs die belanghebbende voor de woning heeft betaald, niet overeenkomt met de waarde in het economische verkeer, nadere motivering, welke evenwel ontbreekt. Klacht 1 slaagt in zoverre. Hetzelfde geldt voor 's Hofs oordeel dat de verkoopprijzen van die vergelijkingsobjecten, hoewel niet op of rond de waardepeildatum gerealiseerd, in voldoende mate de aannemelijkheid van de door de ambtenaar verdedigde waarde ondersteunen. Klacht 5 slaagt in zoverre eveneens. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen. De klachten behoeven voor het overige geen behandeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest, en
gelast dat de gemeente Zoetermeer aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 87.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2005.