ECLI:NL:HR:2005:AT3641
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Ontnemingszaak met betrekking tot cassatie en ontvankelijkheid
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, betreft het een ontbindingszaak waarbij de betrokkene is veroordeeld tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 19.484,82. De uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die op 30 januari 2004 werd gedaan, is in hoger beroep vernietigd. De betrokkene heeft een cassatieberoep ingesteld, vertegenwoordigd door mr. E.M. Richel, advocaat te Rotterdam. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld op basis van de ingediende cassatieschriftuur, waarbij alleen het vijfde middel van belang was. Dit middel voldeed echter niet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 437 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Hoge Raad oordeelt dat voor een cassatieberoep een duidelijke en stellige klacht over de schending van een rechtsregel of het verzuim van een vormvoorschrift noodzakelijk is. Aangezien de betrokkene niet binnen de wettelijke termijn een cassatieschriftuur heeft ingediend, kan hij niet in het beroep worden ontvangen. De Hoge Raad verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het beroep, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen op 4 oktober 2005 door de vice-president en twee raadsheren, en is gepubliceerd in de rechtspraak.