ECLI:NL:HR:2005:AT4114

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03322/04 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de status van een hond als Pit-bull-Terriër-type onder de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2005 uitspraak gedaan over de status van een in beslag genomen hond, die door de politie werd vermoed een hond van het Pit-bull-Terriër-type te zijn. De zaak kwam voort uit een vordering van de Officier van Justitie, die op basis van artikel 73 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren de hond in beslag had genomen. De rechtbank te Rotterdam had eerder de vordering afgewezen, omdat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat de hond aan de karakteristieken van het Pit-bull-Terriër-type voldeed, met name de schofthoogte. De rechtbank oordeelde dat de schofthoogte, die door deskundigen op 49 en 53 centimeter was vastgesteld, niet binnen de vereiste 35 tot 50 centimeter viel, waardoor de hond niet als Pit-bull kon worden aangemerkt.

De Hoge Raad oordeelde echter dat de rechtbank een onjuiste uitleg had gegeven aan de relevante regelgeving. De Hoge Raad benadrukte dat een hond niet aan alle 33 karakteristieken van het Pit-bull-Terriër-type hoeft te voldoen om als zodanig te worden aangemerkt. De maatstaf is of het dier 'in belangrijke mate' voldoet aan de karakteristieken zoals vermeld in de bijlage van de Regeling agressieve dieren. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en verwees de zaak terug, zodat de vordering tot onttrekking aan het verkeer opnieuw kon worden behandeld.

Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de interpretatie van de wetgeving omtrent agressieve honden en de criteria die gebruikt worden om te bepalen of een hond als Pit-bull-Terriër-type kan worden aangemerkt. De beslissing benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de karakteristieken van een hond, waarbij niet alleen de schofthoogte, maar ook andere factoren in overweging moeten worden genomen.

Uitspraak

24 mei 2005
Strafkamer
nr. 03322/04 B
LR/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Rotterdam van 22 september 2004, nummer RK 04/992, op een vordering van de Officier van Justitie als bedoeld in artikel 552f, van het Wetboek van Strafvordering betreffende een hond inbeslaggenomen bij:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden beschikking
De Rechtbank heeft de vordering van de Officier van Justitie afgewezen en de teruggave aan de eigenares [betrokkene] gelast van de in bovenvermelde beschikking omschreven hond.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden beschikking zal vernietigen en de zaak zal verwijzen, opdat de zaak op de bestaande vordering tot onttrekking aan het verkeer opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel keert zich met een rechts- en een motiveringsklacht tegen de afwijzing van de vordering tot onttrekking aan het verkeer van een inbeslaggenomen hond.
3.2. De bestreden beschikking houdt, voorzover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"De politie heeft onderhavige hond in beslag genomen omdat zij het vermoeden had dat deze hond, een hond van het pitbull-terriër type was. Nu enkel het voorhanden hebben van een hond van het pitbull-terriër type ingevolge het bepaalde in art. 73, lid 2 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren in samenhang met het bepaalde in artikel 2 van de Regeling agressieve dieren en de bijlage behorende bij die regeling verboden is, dient vast te worden gesteld of de hond een van het pitbull-terriër type is.
De rechtbank stelt voorop dat voor een toewijzing van de onderhavige vordering met een aan zekerheid grenzende mate van waarschijnlijkheid dient komen vast te staan dat de inbeslaggenomen hond van het pitbull-terriër type is. Een toewijzing van de vordering brengt immers het onomkeerbare gevolg mee dat de inbeslaggenomen hond zal worden afgemaakt.
In bijlage I van de Regeling Agressieve dieren worden de karakteristieken genoemd van honden van het zogenaamde pitbull-terriër type. Een van de belangrijkste karakteristieken vormt de zogenaamde schofthoogte van de hond die tussen de 35 en de 50 centimeter zou moeten zijn.
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen van R.A. Oud, ambtenaar bij de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit. Deze concludeert aan de hand van een niet nader gemotiveerd expertiseverslag, voorzien van kruisjes, dat de inbeslaggenomen hond een hond van het pitbull-terriër type is. Zijns inziens bedraagt de schofthoogte in dit geval 53 centimeter.
Ook J. Fakkel, deskundige Regeling agressieve dieren, aangewezen door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, heeft de inbeslaggenomen hond onderzocht. Ook hij komt tot de conclusie dat de hond een hond van het pitbull-terriër type is, maar hij meet de schofthoogte op 49 centimeter.
Gelet op het bovenstaande is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat de schofthoogte van de inbeslaggenomen hond valt binnen de gestelde 35 en 50 centimeter, nu de deskundigen een aanmerkelijke, van elkaar afwijkende hoogte hebben vastgesteld. Niet kan dan ook met de vereiste mate van zekerheid worden gezegd dat de inbeslaggenomen hond een hond van het pitbull-terriër type is, zoals bedoeld in bijlage I van de Regeling agressieve dieren.
De vordering ex art. 552f van het Wetboek van Strafvordering dient derhalve afgewezen te worden.
Nu onderhavige hond onvoldoende kan worden aangemerkt als zijnde een van het pitbull-terriër type, acht de rechtbank dat er geen grond (meer) aanwezig is om het beslag te handhaven. Derhalve gelast zij de teruggave aan de eigenares, [betrokkene] van het inbeslaggenomene."
3.3.1. Voor de beoordeling van het middel is het volgende wettelijk kader van belang.
(i) Art. 73 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, luidende:
"1. Het is verboden dieren, behorende tot door Onze Minister aangewezen soorten of categorieën van dieren te fokken, in Nederland te brengen, te koop aan te bieden of te verkopen.
2. Het is verboden dieren behorende tot ingevolge het eerste lid aangewezen soorten of categorieën van dieren voorhanden te hebben.
3. Ingevolge het eerste lid worden slechts aangewezen soorten of categorieën, waarvan de dieren een gevaar kunnen opleveren voor de veiligheid van mens of dier."
(ii) Art. 2 van de Regeling agressieve dieren (Stcrt. 1993, 11), luidende:
"Als diersoorten en categorieën van dieren, bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de wet worden aangewezen de soorten en categorieën van dieren als bedoeld in de bij deze regeling behorende bijlage 1."
(iii) In bijlage 1, die is getiteld "Honden van het Pit-bull-Terriër-type, waaronder wordt verstaan honden die in belangrijke mate voldoen aan de navolgende karakteristieken of in belangrijke mate gelijkenis vertonen met de navolgende afbeeldingen", zijn 33 karakteristieken vermeld, waaronder "hoogte (schoft): 35-50 cm."
3.3.2. De Toelichting op de Regeling agressieve dieren houdt, voorzover hier van belang, het volgende in:
"De Pit-bull-Terriër behoort niet tot een door de Raad van Beheer op Kynologisch gebied in Nederland erkend ras en er is derhalve geen rasstandaard voor dit type voorhanden. De eerdergenoemde Commissie van Advies Agressief Gedrag bij Honden heeft evenwel een duidelijke omschrijving, ondersteund met fotomateriaal, gegeven van dit type.
Deze omschrijving wordt in een aantal gemeenten waarin door middel van een Algemene Politieverordening maatregelen zijn getroffen, reeds met succes gebruikt voor de identificatie van dit type hond. De omschrijving is opgenomen in de bij de onderhavige regeling behorende bijlage 1. Aangegeven is dat onder honden van het Pit-bull-Terriër-type honden worden verstaan die in belangrijke mate voldoen aan de beschrijving. Hiermee wordt duidelijk dat een hond niet aan alle kenmerken behoeft te voldoen om te worden aangemerkt als Pit-bull.
(...)
Zowel de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren, de Raad van Beheer op Kynologisch gebied in Nederland en de Stichting voor Gezelschapsdieren als de Vereniging van Nederlandse Gemeenten wijzen op mogelijke bewijsproblemen bij het hanteren van de beschrijving van het Pit-bull-Terriër-type zoals opgenomen in de bijlage. Daaraan is deels tegemoet gekomen door in de bijlage aan te geven dat honden die in belangrijke mate voldoen aan de beschrijving tot de Pit-bulls worden gerekend. Hoewel verschil van mening waarbij de rechter het laatste woord zal hebben niet geheel is uit te sluiten, worden de problemen niet van dien aard geacht dat een omkering van de bewijslast is overwogen."
3.4. Ingevolge de hiervoor onder 3.3.1 weergegeven regelgeving worden als dieren in de zin van art. 73 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren aangemerkt honden van het Pit-bull-Terriër-type, te weten honden die, voorzover hier van belang, in belangrijke mate voldoen aan de karakteristieken die in genoemde Bijlage 1 zijn vermeld. De vraag of een dier kan worden aangemerkt als een hond van het Pit-bull-Terriër-type, dient derhalve te worden beantwoord aan de hand van de maatstaf of het dier, voorzover hier van belang, "in belangrijke mate" voldoet aan bedoelde - in totaal 33 – karakteristieken. Zoals ook volgt uit de onder 3.3.2 weergegeven Toelichting op de Regeling agressieve dieren behoeft een hond dus niet aan al die karakteristieken te voldoen om te kunnen worden aangemerkt als een Pit-bull.
Gelet hierop geeft het oordeel van de Rechtbank dat de zogenoemde schofthoogte van de hond "een van de belangrijkste karakteristieken" vormt en dat het enkele feit dat niet aan die karakteristiek is voldaan, meebrengt dat geen sprake is van een hond van het Pit-bull-Terriër type, zoals bedoeld in voormelde regeling, blijk van een onjuiste uitleg van de hier toepasselijke regelgeving. Het middel klaagt daarover terecht.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden beschikking;
Wijst de zaak terug naar de Rechtbank te Rotterdam, opdat de vordering tot onttrekking aan het verkeer opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2005.