ECLI:NL:HR:2005:AT6531
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over echtscheiding en alimentatieverplichtingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juni 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een echtscheiding en de daaruit voortvloeiende alimentatieverplichtingen. De man, verzoeker tot cassatie, had in 1999 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage om echtscheiding uit te spreken op basis van Nederlands recht. De vrouw, verweerster in cassatie, had dit verzoek bestreden en verzocht om echtscheiding op basis van Belgisch recht. De rechtbank oordeelde op 14 april 2000 dat Nederlands recht van toepassing was en bepaalde een datum voor de voortzetting van de mondelinge behandeling.
Na een reeks van procedures, waaronder een hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, werd op 15 december 2003 de echtscheiding uitgesproken en werd de man verplicht tot het betalen van alimentatie. De man ging in hoger beroep tegen deze beschikking, maar het hof verklaarde hem niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep. Hierop volgde een cassatieprocedure bij de Hoge Raad, waarbij de man zijn klachten over de niet-ontvankelijkheid aanvoerde.
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de man berustten op een onjuiste lezing van de bestreden beschikking en dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt daarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters. Dit arrest benadrukt het belang van een juiste lezing van de processtukken en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling en rechtseenheid.