ECLI:NL:HR:2005:AT6836
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over overeenkomst tussen advocaat en cliënt op basis van 'no cure no pay'
In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiser en verweerder over een overeenkomst tussen een advocaat en zijn cliënt, die is gebaseerd op het 'no cure no pay'-principe. Verweerder heeft eiser gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage, waarbij hij een bedrag van ƒ 37.884,34 vorderde, vermeerderd met wettelijke rente. Eiser heeft de vordering bestreden en in reconventie vorderingen ingesteld tegen verweerder, waaronder de afgifte van dossiers en schadevergoeding. De rechtbank heeft in een tussenvonnis een comparitie van partijen gelast en eiser toegelaten tot bewijslevering. Uiteindelijk heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard in conventie en de vorderingen in reconventie afgewezen, met veroordeling van eiser in de proceskosten.
Eiser heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, met een specificatie van de kosten aan de zijde van verweerder.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de uitleg van overeenkomsten tussen advocaten en cliënten, vooral in het kader van het 'no cure no pay'-principe. De beslissing benadrukt dat niet alle klachten in cassatie leiden tot een nadere motivering, vooral als deze niet relevant zijn voor de rechtsontwikkeling of rechtseenheid.