ECLI:NL:HR:2005:AT6845
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- H.A.M. Aaftink
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- W.A.M. van Schendel
- W.J.M. Davids
- Rechtspraak.nl
Ouderlijk gezag en gezagswijziging in het belang van het kind
In deze zaak gaat het om de wijziging van het ouderlijk gezag over twee minderjarige kinderen, waarbij de vader verzoekt om het gezag te verkrijgen. De moeder, die het gezag sinds de geboorte van de kinderen heeft, verzet zich tegen dit verzoek. De vader en moeder hebben van 1981 tot 2000 een affectieve relatie gehad en hebben samen de zorg voor de kinderen gedeeld. Na de beëindiging van hun relatie heeft de moeder het eenhoofdig gezag behouden, maar de vader is van mening dat het in het belang van de kinderen is dat hij het gezag krijgt. De kantonrechter heeft het verzoek van de vader toegewezen, maar de moeder heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof.
Het gerechtshof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, na een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. De moeder heeft cassatie ingesteld tegen deze beslissing. De Hoge Raad oordeelt dat de maatstaf voor wijziging van het gezag is dat het belang van het kind voorop staat. De Hoge Raad bevestigt dat de rechter moet afwegen welke ouder het gezag het beste kan uitoefenen, rekening houdend met de belangen van de kinderen en de omstandigheden van de ouders.
De Hoge Raad verwerpt het beroep van de moeder, omdat het hof de juiste maatstaf heeft toegepast en voldoende heeft onderbouwd dat het in het belang van de kinderen is dat het gezag aan de vader wordt toegewezen. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van het kind in zaken van ouderlijk gezag en de noodzaak om de belangen van de kinderen te waarborgen in de beoordeling van gezagskwesties.