ECLI:NL:HR:2005:AT7538
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen tenuitvoerlegging van een dwangbevel wegens aansprakelijkstelling voor premieschulden en administratieve boete
In deze zaak gaat het om een verzet tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel dat is uitgevaardigd door de Bedrijfsvereniging voor Bank- en Verzekeringswezen, Groothandel en Vrije Beroepen. De eiser, wonende in Polen, heeft bezwaar gemaakt tegen de aansprakelijkstelling voor onherroepelijke premieschulden en een administratieve boete. Het dwangbevel werd op 22 november 1996 uitgevaardigd en op 12 maart 1997 betekend aan de eiser. De eiser heeft in eerste instantie bezwaar gemaakt tegen de aansprakelijkstelling en verzocht om uitstel van betaling, maar dit verzoek werd afgewezen door de bedrijfsvereniging. De rechtbank te Amsterdam heeft het beroep van de eiser tegen de besluiten van de bedrijfsvereniging ongegrond verklaard, en dit werd later bevestigd door de Centrale Raad van Beroep.
De eiser heeft vervolgens de ontvanger gedagvaard en gevorderd dat het dwangbevel en de tenuitvoerlegging daarvan buiten effect worden gesteld. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen, en het gerechtshof te Amsterdam heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft de eiser cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen en de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.