ECLI:NL:HR:2005:AT8247
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wijziging van gezamenlijk ouderlijk gezag en ontzegging van omgang aan de vader
In deze zaak verzoekt de man, verzoeker tot cassatie, om wijziging van het gezamenlijk ouderlijk gezag over hun minderjarig kind, geboren in 1997, en om de gewone verblijfplaats van het kind te wijzigen naar zijn woonplaats. De vrouw, verweerster in cassatie, verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om alleen het ouderlijk gezag te verkrijgen. De rechtbank te Maastricht heeft in eerdere beschikkingen de verzoeken van de man afgewezen en bepaald dat de vrouw het ouderlijk gezag behoudt. Tevens is de omgang van de man met het kind voor een periode van twee jaar ontzegd, omdat de rechtbank oordeelde dat omgang schadelijk zou zijn voor het kind.
De man heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof, dat de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk heeft vernietigd, maar de ontzegging van de omgang heeft bevestigd. Het hof oordeelde dat er onvoldoende redenen waren voor een wijziging van het gezag en dat het in het belang van het kind was om een periode zonder omgang vast te stellen. De man heeft cassatie ingesteld tegen deze beslissing.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de belangen van het kind zwaarder wegen dan het recht van de man op omgang. De Hoge Raad heeft de beslissing van het hof bevestigd, waarbij het hof de ontzegging van de omgang heeft bekrachtigd en de man heeft aangespoord om samen met de vrouw te werken aan een herstel van de ouderrelatie, met het oog op toekomstige omgang.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de beslissing van het hof in overeenstemming is met de wet en de belangen van het kind, en heeft het beroep van de man verworpen.