ECLI:NL:HR:2005:AT8248
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- W.A.M. van Schendel
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Ouderlijk gezag en hoofdverblijf van minderjarig kind na echtscheiding met betrekking tot psychische gesteldheid van de moeder
In deze zaak verzoekt de man, verzoeker tot cassatie, de rechtbank te Utrecht om echtscheiding van de vrouw, verweerster in cassatie, en om nevenvoorzieningen met betrekking tot hun minderjarig kind. De vrouw heeft zich gerefereerd aan de echtscheiding, maar heeft zelfstandig verzocht om het hoofdverblijf van het kind bij haar te bepalen en een omgangsregeling voor de man vast te stellen. De rechtbank heeft op 30 juli 2003 de echtscheiding uitgesproken en verdere beslissingen aangehouden. Na rapportage van de raad voor de kinderbescherming heeft de rechtbank op 21 januari 2004 beslist dat het kind zijn gewone verblijfplaats bij de vrouw zal hebben en een omgangsregeling voor de man heeft vastgesteld.
De man heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 12 augustus 2004 de beschikking van de rechtbank heeft bekrachtigd. Hierop heeft de man cassatie ingesteld. De vrouw is in cassatie niet verschenen. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten van de man beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en spreekt de beschikking uit op 14 oktober 2005.