Verweerster in cassatie - verder te noemen: de Gemeente - heeft bij exploot van 22 oktober 2001 eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - gedagvaard voor de rechtbank te Breda. De Gemeente heeft onder meer gevorderd, primair dat de rechtbank zal bepalen dat de overeenkomst tussen partijen van juni 2000 met ingang van 2 juli 2001, dan wel op een nader te bepalen tijdstip, buitengerechtelijk is ontbonden, en subsidiair dat de rechtbank de overeenkomst zal ontbinden en zal bepalen dat het de Gemeente vrijstaat het perceel [a-straat] met ingang van de datum van het vonnis aan een derde te verkopen en te leveren.
[Eiseres] heeft de vordering bestreden en harerzijds onder meer gevorderd de Gemeente te veroordelen tot levering van het perceel en tot betaling van schadevergoeding aan [eiseres].
De Gemeente heeft de vordering in reconventie bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 26 februari 2003 in conventie [eiseres] veroordeeld aan de Gemeente te betalen het bedrag van € 38.852,87 en het meer of anders gevorderde afgewezen. In reconventie heeft de rechtbank de Gemeente (onder meer) veroordeeld binnen 8 dagen na betekening van het vonnis mee te werken aan de levering van het perceel, de Gemeente veroordeeld aan [eiseres] te betalen een schadevergoeding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen het vonnis van de rechtbank van 26 februari 2003 heeft de Gemeente hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 4 mei 2004 heeft het hof zowel in conventie als in reconventie, het vonnis waarvan beroep vernietigd, behalve voor zover [eiseres] bij dat vonnis in conventie is veroordeeld aan de gemeente een bedrag van € 38.852,87 te voldoen. In zoverre opnieuw rechtdoende heeft het hof in conventie:
[eiseres] veroordeeld tot vergoeding van wettelijke rente over het bedrag van € 38.852,87 vanaf 2 juli 2001 tot aan de dag van de voldoening;
voor recht verklaard dat de koopovereenkomst van juni 2000 met ingang van 2 juli 2001 is ontbonden;
bepaald dat het de gemeente vrij staat het betreffende perceel te verkopen en te leveren aan een derde;
[eiseres] veroordeeld aan de gemeente een bedrag te voldoen van € 450,52 (f 992,82) per dag vanaf 2 juli 2001 tot aan de datum waarop de ontbinding van de koopovereenkomst onherroepelijk is geworden, vermeerderd met de wettelijke rente over de verschuldigde bedragen vanaf de datum waarop zij verschuldigd (zijn ge)worden;
[eiseres] veroordeeld om het betreffende perceel binnen één maand na betekening van het onderhavige arrest leeg en ontruimd, geëgaliseerd en in ordentelijke staat aan de gemeente ter beschikking te stellen;
[eiseres] veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 2.000,-- voor elke dag dat [eiseres] met de nakoming van laatstgenoemde veroordeling in gebreke blijft;
bepaald dat boven een bedrag van € 45.000,-- geen dwangsommen meer worden verbeurd;
bepaald dat de gemeente vervolgens, indien [eiseres] in gebreke blijft met volledige voldoening, gerechtigd is het hiervoor bepaalde zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie op kosten van [eiseres], met gelasting aan [eiseres] deze kosten op vertoon van de benodigde bescheiden waarin de kosten gespecificeerd worden opgegeven te voldoen.
Voorts heeft het hof de vorderingen in reconventie afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.