ECLI:NL:HR:2005:AU2023

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03263/04 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na strafrechtelijke veroordeling

In deze zaak gaat het om een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingesteld door de betrokkene die eerder was veroordeeld voor verschillende strafbare feiten. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die op 22 oktober 2004 een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel heeft toegewezen. De betrokkene, geboren in Suriname in 1974, was ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'De Dordtse Poorten'. De advocaat van de betrokkene, mr. J. Kuijper, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht.

De Hoge Raad oordeelt dat de bestreden uitspraak niet de inhoud van alle bewijsmiddelen bevat waaraan het Hof de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft ontleend. De Hoge Raad stelt vast dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel, behoudens de verdeling over de daders, rechtstreeks is ontleend aan de bewezenverklaring in de strafzaak. Het Hof heeft de bewezenverklaring, waarin de bij de overvallen buitgemaakte geldbedragen zijn vermeld, in zijn arrest opgenomen ter staving van de schatting.

De Hoge Raad concludeert dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel toereikend door bewijsmiddelen is gestaafd. Het beroep in cassatie wordt verworpen, omdat het middel niet tot cassatie kan leiden en er geen grond is voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 11 oktober 2005.

Uitspraak

11 oktober 2005
Strafkamer
nr. 03263/04 P
SG/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 oktober 2004, nummer 23/004803-02, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1974, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "De Dordtse Poorten".
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een beslissing van de Rechtbank te Amsterdam van 20 februari 2002 - de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 17.000,-.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat de bestreden uitspraak niet de inhoud van alle bewijsmiddelen bevat waaraan het Hof de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft ontleend.
3.2. Het bestreden arrest houdt, voorzover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 20 februari 2002, voor zover thans van belang, veroordeeld ter zake de navolgende wettig en overtuigend bewezen verklaarde strafbare feiten:
- ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde -
'dat hij op 6 oktober 2000 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld personeelsleden van de supermarkt "C1000" heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van fl. 51.230,- en geldlades (ter waarde van fl. 5.500,-) en een draagbare telefoon (merk Siemens, blauw van kleur) en portemonnees, toebehorende aan de supermarkt "C1000" en/of [persoon 1] en/of [persoon 2] (...)';
- ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde
'dat hij op 31 oktober 2000 te Zoeterwoude-Dorp, gemeente Zoeterwoude, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van circa fl. 40.500,- ...)'.
Het hof is van oordeel dat veroordeelde door middel van het begaan van deze strafbare feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Het hof schat dit wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van fl. 39.115,- hetgeen in de thans geldende valuta overeenkomt met, naar beneden afgerond, een bedrag van €17.749,-.
Het hof ontleent deze schatting aan de inhoud van de wettige bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen
1. Een geschrift, zijnde een kopie van het verkort vonnis van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 20 februari 2002 met parketnummer 13/067471-00 betreffende [betrokkene], welk vonnis is aangehecht.
2. Het Rapport ter berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel van [betrokkene], met nummer HM 056/00 van 25 juni 2001, opgemaakt en ondertekend door L.D. Broekhuizen, inspecteur van politie, werkzaam bij de afdeling Financiële Economische Expertise van de politie Hollands Midden.
Nadere bewijsoverweging
Het hof wijkt enigszins af van de in het Financieel Rapport weergegeven berekening van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel, in dier voege dat het hof slechts in aanmerking neemt de bij de in het vonnis van de rechtbank van 20 februari (parketnummer: 13/067471-00) onder 4 en 5 bewezenverklaarde feiten (de zaken 5 en 10 in het
Financieel Rapport) buitgemaakte geldbedragen gedeeld door het aantal daders per feit.
Het hof laat buiten beschouwing de eventuele waarde van de geldladen, de telefoons en de portemonnees met betrekking tot het onder 4 bewezenverklaarde.
Gesteld noch gebleken is dat de verdeling tussen de verschillende daders anders zou zijn dan zoals door de opsteller van het Financieel Rapport gesteld, inhoudende dat zij ieder een even groot deel van de buitgemaakte geldbedragen hebben verkregen. De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel luidt -gelet op het voorgaande- als volgt:
1. -het op 6 oktober 2000 te Amersfoort bij een overval op supermarkt "C1000" buitgemaakt geldbedrag- (zie het onder 4 bewezenverklaarde, in het Financieel Rapport weergegeven als zaak 5) fl. 51.230,- verdeeld over 2 daders = fl. 25.615,- per dader.
2. 2. -het op 31 oktober 2000 te Zoeterwoude-Dorp bij een overval op supermarkt "C1000" buitgemaakt geldbedrag- (zie het onder 5 bewezenverklaarde, in het Financieel Rapport weergegeven als zaak 10) fl. 40.500,- verdeeld over 3 daders = fl. 13.500,- per dader.
Het hiervoor overwogene leidt tot de slotsom dat het wederrechtelijk voordeel dat veroordeelde in totaal heeft verkregen door middel van het begaan van de feiten ter zake waarvan hij is veroordeeld, wordt vastgesteld op f1. 39.115,-, hetgeen in de thans geldende valuta overeenkomt met, naar beneden afgerond, € 17.749,--"
3.3. Vooropgesteld moet worden dat ingevolge art. 511g, tweede lid, Sv in verbinding met art. 415 Sv, waarin art. 359 Sv van overeenkomstige toepassing is verklaard, de uitspraak van een Hof op een vordering als bedoeld in art. 36e Sr op straffe van nietigheid de inhoud dient te bevatten van de bewijsmiddelen waaraan de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is ontleend.
3.4. Het onderhavige geval kenmerkt zich hierdoor dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel - behoudens de verdeling over de daders - rechtstreeks is ontleend aan de bewezenverklaring in de strafzaak. Kennelijk ter staving daarvan heeft het Hof die bewezenverklaring, waarin de bij de overvallen buitgemaakte geldbedragen zijn vermeld, in zijn arrest opgenomen. Voorts moet 's Hofs nadere bewijsoverweging aldus worden verstaan dat het Hof het onder 2 van de bewijsmiddelen vermelde financiële rapport heeft gebezigd voorzover dat inhoudt dat bij de desbetreffende feiten een, onderscheidenlijk twee mededaders betrokken waren, hetgeen van belang was voor de schatting van het voordeel dat de betrokkene zelf uit de opbrengst van die feiten heeft genoten. Aldus is de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel toereikend door bewijsmiddelen gestaafd.
3.5. Het middel is tevergeefs voorgesteld.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 11 oktober 2005.