ECLI:NL:HR:2005:AU2689

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00685/05
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • J.P. Balkema
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontoereikend gemotiveerde afwijzing getuigenverzoek in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1981 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Noord Holland Noord', had een verzoek ingediend om getuige [betrokkene 1] op te roepen voor de terechtzitting van 22 januari 2004. Dit verzoek was gedaan in het kader van de verdediging tegen de beschuldiging van medeplegen van moord. De raadsman van de verdachte had in een brief aan de Advocaat-Generaal vragen geformuleerd die hij aan de getuige wilde stellen, waaronder vragen over de deskundigheid van de getuige met betrekking tot scooters.

Het Hof had het verzoek tot het horen van de getuige afgewezen, met de motivering dat niet aannemelijk was geworden dat de getuige enige deskundigheid had op het gebied van scooters. De Hoge Raad oordeelde echter dat deze afwijzing ontoereikend gemotiveerd was, vooral gezien het belang van de identificatie van de brommer die bij het misdrijf was gebruikt. De getuige had in zijn verklaring een specifiek merk van de brommer genoemd, wat van belang was voor de bewijsvoering.

De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, zodat de zaak opnieuw kon worden berecht. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van getuigenverzoeken in strafzaken, vooral wanneer deze verzoeken betrekking hebben op cruciale bewijsstukken.

Uitspraak

1 november 2005
Strafkamer
nr. 00685/05
IV/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 13 juli 2004, nummer 23/002869-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Noord Holland Noord" te Zwaag.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Amsterdam van 1 augustus 2003 - de verdachte ter zake van "medeplegen van moord" veroordeeld tot elf jaren gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G.P. Hamer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het vierde middel
4.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof het verzoek tot het horen van de getuige [betrokkene 1] ontoereikend gemotiveerd heeft afgewezen.
4.2.1. Bij de stukken van het geding bevindt zich een brief van de raadsman van de verdachte aan de Advocaat-Generaal bij het Hof, gedateerd 5 januari 2004, met het verzoek tot oproeping als getuige van onder andere [betrokkene 1]. Blijkens dit verzoek wilde de verdediging, naar aanleiding van de door deze getuige op 26 maart 2002 tegenover de politie afgelegde verklaring, onder meer de volgende vragen aan die getuige stellen:
"a. Heeft hij verstand van scooters?
b. Hoe kwam hij erbij om te stellen dat de brommer vermoedelijk was van het merk Gilera?
c. Heeft hij een verzekeringsplaatje gezien op de scooter?
d. Hoe lang heeft hij die scooter gezien?
e. Heeft hij die scooter vaker gezien?"
4.2.2. Bedoelde tegenover de politie afgelegde verklaring van de getuige [betrokkene 1], zoals gerelateerd in het zich bij de stukken bevindende proces-verbaal, nummer 2002077917-1, blz. 72, houdt het volgende in:
"Ik was vanochtend in mijn woning toen ik 4 schoten hoorde. Ik zag dat het 08.24 uur was. Ik keek naar buiten en zag een man van zijn fiets vallen. Ik zag vervolgens een persoon met een witte helm, op een brommer wegrijden richting het woonwagenkamp aan het einde van de Johan Broedeletstraat. Het betrof een kleine zwarte brommer, vermoedelijk van het merk Gilera. Ik heb vervolgens 112 gebeld. Ik kan u nog zeggen dat het hier erg gehorig is. Ik heb voor het schieten geen geschreeuw of iets dergelijks gehoord."
4.2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof van 22 januari 2004 voor welke terechtzitting de betreffende getuige niet is opgeroepen houdt in dat het Hof het verzoek als volgt heeft afgewezen:
"De voorzitter deelt voorts mede dat het hof vooralsnog afziet van het horen van de volgende getuigen, omdat het van oordeel is dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat daardoor noch het openbaar ministerie in zijn vervolging noch de verdachte in zijn verdediging wordt geschaad, welk oordeel is gegrond op de volgende feiten en/of omstandigheden:
(...)
- [betrokkene 1] (23):
niet aannemelijk is geworden dat de getuige enige deskundigheid heeft op het gebied van scooters;"
De stukken van het geding houden niet in dat het Hof op het desbetreffende verzoek een nadere beslissing heeft gegeven.
4.3. Het gedane verzoek voornoemde getuige op te roepen, is een verzoek als bedoeld in art. 287, derde lid onder a, (oud) in verbinding met art. 415 Sv. Maatstaf voor de beoordeling van een zodanig verzoek is - voorzover hier van belang - ingevolge art. 288, eerste lid onder c, in verbinding met art. 415 Sv of redelijkerwijs valt aan te nemen dat de verdachte door het afzien van de oproeping van de getuige niet in zijn verdediging wordt geschaad.
4.4. Het Hof heeft de juiste maatstaf toegepast bij de beoordeling van het verzoek tot het horen van [betrokkene 1] als getuige. Gelet op de vragen die de raadsman aan de getuige wilde (doen) stellen, zoals vermeld in zijn brief aan de Advocaat-Generaal bij het Hof, is het oordeel van het Hof dat het verzoek tot het horen van deze getuige moet worden afgewezen, omdat niet aannemelijk is geworden dat de getuige enige deskundigheid heeft op het gebied van scooters, evenwel onbegrijpelijk, mede in aanmerking genomen dat de identificatie van de bij het misdrijf gebruikte brommer een belangrijke rol speelt bij de bewijsvoering en dat genoemde [betrokkene 1] in zijn bij de politie afgelegde verklaring een bepaald merk heeft genoemd.
4.5. Het middel is derhalve gegrond.
5. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven, en dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 1 november 2005.