ECLI:NL:HR:2005:AU2776

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38825
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P.J. van Amersfoort
  • A.R. Leemreis
  • C.J.J. van Maanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichte ziekenfondsverzekering voor zelfstandigen en de toepassing van het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën

In deze zaak gaat het om de verplichte ziekenfondsverzekering voor zelfstandigen, specifiek de toepassing van het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 1 februari 2005. De Inspecteur had bij beschikking verklaard dat de belanghebbende voor het jaar 2001 voldeed aan de voorwaarden van artikel 3d, lid 1, van de Ziekenfondswet (Zfw). Na bezwaar van de belanghebbende handhaafde de Inspecteur deze verklaring. De belanghebbende ging in beroep bij het Gerechtshof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de belanghebbende cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof.

De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld. De klachten strekten er onder andere toe dat bij de beoordeling van de verzekeringsplicht ook rekening gehouden moest worden met het inkomen dat de belanghebbende in 1998 in België had verworven. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten gegrond waren, maar dat ze niet tot cassatie konden leiden. Dit kwam doordat de vastgestelde feiten geen andere conclusie toelieten dan dat het buitenlandse inkomen samen met het binnenlandse belastbare inkomen onder de grens bleef waaronder verzekeringsplicht geldt.

Verder oordeelde de Hoge Raad dat de overige klachten ook niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor een nadere motivering. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep ongegrond, en dit arrest werd openbaar uitgesproken op 16 september 2005.

Uitspraak

Nr. 38.825
16 september 2005
BK
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (België), domicilie gekozen hebbende te Q, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 juli 2002, nr. BK-01/01787, betreffende na te melden ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking als bedoeld in artikel 3d, lid 2, van de Ziekenfondswet (hierna: Zfw).
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
De Inspecteur heeft bij beschikking verklaard dat belanghebbende wat betreft het jaar 2001 voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 3d, lid 1, Zfw.
Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de verklaring gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. In het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 1 februari 2005, nr. CPP2004/1147M, V-N 2005/11.15, is goedgekeurd (zakelijk weergegeven) dat indien een buitenlands belastingplichtige in Nederland als zelfstandige inkomen geniet, en diens verzekeringsplicht ingevolge de Zfw (mede) afhankelijk is van zijn inkomen over (referte-)jaren vóór het jaar 2000, op verzoek ook voor die (referte-)jaren mede rekening wordt gehouden met zijn buiten Nederland verworven inkomen. De klachten zijn derhalve gegrond voorzover zij strekken ten betoge dat, anders dan het Hof heeft geoordeeld, bij de beoordeling of belanghebbende voor het onderhavige jaar (2001) verzekerd was als bedoeld in artikel 3d, lid 1, Zfw ook moet worden rekening gehouden met het door belanghebbende in het refertejaar 1998 in België verworven inkomen. Zij kunnen echter in zoverre niet tot cassatie leiden, nu de vaststaande feiten geen andere conclusie toelaten dan dat laatstbedoeld inkomen tezamen met het binnenlandse belastbare inkomen dat de Inspecteur op 1 oktober 2000 bekend was, bleef beneden de grens waaronder verzekeringsplicht gegeven is.
3.2. Voor het overige kunnen de klachten evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.J. van Amersfoort als voorzitter, en de raadsheren A.R. Leemreis en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2005.