ECLI:NL:HR:2005:AU3292
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Beroep op strafvermindering na onrechtmatige fouillering bij winkeldiefstal
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in Italië in 1957, was op heterdaad betrapt bij een winkeldiefstal. Een burger had de verdachte gefouilleerd, waarbij een flesje parfum tevoorschijn kwam. Het Hof had vastgesteld dat deze fouillering onrechtmatig was, maar oordeelde dat dit voor de verdachte geen nadeel had opgeleverd dat compensatie door strafvermindering rechtvaardigde. De verdachte had beroep ingesteld tegen deze beslissing, vertegenwoordigd door zijn advocaten mr. B.P. de Boer en mr. A.M. Ficq-Kengen.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het oordeel van het Hof niet getuigde van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad oordeelde dat de fouillering, hoewel onrechtmatig, niet leidde tot een schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde. De verdachte had immers een bekennende verklaring afgelegd die niet enkel het gevolg was van de fouillering. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het Hof, waarbij de verdachte was veroordeeld tot twintig dagen gevangenisstraf voor diefstal, meermalen gepleegd.
De uitspraak benadrukt de nuance in de beoordeling van onrechtmatig verkregen bewijs en de voorwaarden waaronder strafvermindering kan worden toegepast. De Hoge Raad heeft hiermee de lijn van het Hof bevestigd dat niet elke onrechtmatige handeling automatisch leidt tot een nadelig gevolg voor de verdachte, mits er geen schending van de procesrechten heeft plaatsgevonden.