ECLI:NL:HR:2005:AU3937
Hoge Raad
- Cassatie
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslagen loonbelasting en premieheffing volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om de vraag of de belanghebbende, een vennootschap, een vaste vertegenwoordiger had in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. De belanghebbende kreeg naheffingsaanslagen opgelegd over verschillende tijdvakken, die na bezwaar door de Inspecteur werden gehandhaafd. De belanghebbende ging in beroep bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat de uitspraken van de Inspecteur vernietigde en de naheffingsaanslagen verlaagde. De Hoge Raad vernietigde eerder de uitspraken van het Gerechtshof en verwees de zaken naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
Het Gerechtshof te 's-Gravenhage oordeelde dat de belanghebbende in werkelijkheid instemde met het sluiten van overeenkomsten door AA B.V. met derden, waardoor AA als vaste vertegenwoordiger van de belanghebbende werd aangemerkt. Dit leidde tot de conclusie dat de belanghebbende als inhoudingsplichtige moest worden beschouwd. De belanghebbende stelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd welk criterium het had gehanteerd, maar de Hoge Raad oordeelde dat het Hof in overeenstemming met de verwijzingsopdracht had gehandeld en dat de oordelen van het Hof niet blijk gaven van een onjuiste rechtsopvatting.
De Hoge Raad verklaarde de beroepen ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen op 7 oktober 2005 door de Hoge Raad, met de voorzitter en twee raadsheren in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.