ECLI:NL:HR:2005:AU4133
Hoge Raad
- Herziening
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis inzake poging tot doodslag
In deze zaak gaat het om een herziening van een vonnis van de Rechtbank te Breda, waarbij de aanvrager, geboren in 1958 en ten tijde van de aanvraag gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting voor Vrouwen te Breda, was veroordeeld tot twaalf maanden gevangenisstraf voor poging tot doodslag. Daarnaast was de rechtbank tot terbeschikkingstelling van de aanvrager overgegaan met bevel tot verpleging van overheidswege. De aanvrage tot herziening is ingediend op basis van nieuwe omstandigheden die volgens de aanvrager niet bekend waren tijdens het oorspronkelijke proces.
De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering, met name artikel 457 en 459. Artikel 457 Sv stelt dat herziening kan worden gevraagd op basis van nieuwe bewijsmiddelen die niet tijdens de terechtzitting zijn gebleken en die een ernstig vermoeden wekken dat, indien deze bekend waren geweest, het onderzoek zou hebben geleid tot vrijspraak, ontslag van rechtsvervolging, niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, of toepassing van een minder zware strafbepaling. Artikel 459 Sv vereist dat de aanvrage tot herziening de omstandigheden vermeldt waarop deze steunt, evenals een opgave van de bewijsmiddelen.
De Hoge Raad concludeert dat de aanvrage tot herziening niet voldoet aan de vereisten zoals gesteld in de artikelen 459 en 460 Sv. De door de aanvrager aangevoerde omstandigheden kunnen niet worden aangemerkt als een geldig beroep op de grondslagen voor herziening. Daarom verklaart de Hoge Raad de aanvrage niet-ontvankelijk. Dit arrest is uitgesproken op 4 oktober 2005 door de vice-president C.J.G. Bleichrodt, samen met de raadsheren A.J.A. van Dorst en H.A.G. Splinter-van Kan, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.