ECLI:NL:HR:2005:AU4133

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02213/05 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • A.J.A. van Dorst
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis inzake poging tot doodslag

In deze zaak gaat het om een herziening van een vonnis van de Rechtbank te Breda, waarbij de aanvrager, geboren in 1958 en ten tijde van de aanvraag gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting voor Vrouwen te Breda, was veroordeeld tot twaalf maanden gevangenisstraf voor poging tot doodslag. Daarnaast was de rechtbank tot terbeschikkingstelling van de aanvrager overgegaan met bevel tot verpleging van overheidswege. De aanvrage tot herziening is ingediend op basis van nieuwe omstandigheden die volgens de aanvrager niet bekend waren tijdens het oorspronkelijke proces.

De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering, met name artikel 457 en 459. Artikel 457 Sv stelt dat herziening kan worden gevraagd op basis van nieuwe bewijsmiddelen die niet tijdens de terechtzitting zijn gebleken en die een ernstig vermoeden wekken dat, indien deze bekend waren geweest, het onderzoek zou hebben geleid tot vrijspraak, ontslag van rechtsvervolging, niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, of toepassing van een minder zware strafbepaling. Artikel 459 Sv vereist dat de aanvrage tot herziening de omstandigheden vermeldt waarop deze steunt, evenals een opgave van de bewijsmiddelen.

De Hoge Raad concludeert dat de aanvrage tot herziening niet voldoet aan de vereisten zoals gesteld in de artikelen 459 en 460 Sv. De door de aanvrager aangevoerde omstandigheden kunnen niet worden aangemerkt als een geldig beroep op de grondslagen voor herziening. Daarom verklaart de Hoge Raad de aanvrage niet-ontvankelijk. Dit arrest is uitgesproken op 4 oktober 2005 door de vice-president C.J.G. Bleichrodt, samen met de raadsheren A.J.A. van Dorst en H.A.G. Splinter-van Kan, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.

Uitspraak

4 oktober 2005
Strafkamer
nr. 02213/05 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Rechtbank te Breda van 4 mei 2005, nummer 2052/04, ingediend door:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958, ten tijde van aanvrage tot herziening gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting voor Vrouwen te Breda.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Rechtbank heeft de aanvraagster ter zake van "poging tot doodslag" veroordeeld tot twaalf maanden gevangenisstraf. Zij heeft tevens de terbeschikkingstelling van de aanvraagster gelast met bevel tot verpleging van overheidswege.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voorzover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
3.3. Het in de aanvrage gestelde behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden als hiervoor onder 3.1 vermeld. De aanvrage kan daarom, gelet op het bepaalde in de art. 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 4 oktober 2005.