ECLI:NL:HR:2005:AU6037

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01817/05 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • J.P. Balkema
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een arrest van het Gerechtshof te Arnhem inzake handelen in strijd met de Wet wapens en munitie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2005 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De aanvrager was eerder door het Hof veroordeeld tot een geldboete van vijftig euro, subsidiair één dag hechtenis, wegens handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. De aanvrage tot herziening werd ingediend door mr. C.F. Korvinus, advocaat te Amsterdam, namens de aanvrager, geboren in 1948.

De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering, met name artikel 457 en 459. Volgens artikel 457 Sv kan een herziening slechts worden gevraagd op basis van nieuwe feiten die niet eerder aan de orde zijn gekomen en die het ernstig vermoeden wekken dat, indien deze feiten bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid. De Hoge Raad oordeelde dat de aanvrage niet voldeed aan deze vereisten, aangezien de gestelde omstandigheden niet als feitelijke grondslag voor herziening konden worden aangemerkt.

Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad de aanvrage niet-ontvankelijk, wat betekent dat de aanvrager niet in zijn verzoek werd ontvangen. Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.

Uitspraak

1 november 2005
Strafkamer
nr. 01817/05 H
AM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 9 maart 2004, nummer 21/004297-03, ingediend door mr. C.F. Korvinus, advocaat te Amsterdam, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1948, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Zwolle, zitting houdende te Lelystad, van 8 augustus 2003, voorzover aan 's Hofs oordeel onderworpen - voorzover voor de beoordeling van de aanvrage van belang, de aanvrager ter zake van 2. "handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie" veroordeeld tot een geldboete van vijftig euro, subsidiair één dag hechtenis.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voorzover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
3.3. Het in de aanvrage gestelde behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden van feitelijke aard als hiervoor onder 3.1 vermeld. De aanvrage kan daarom, gelet op de art. 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 1 november 2005.