ECLI:NL:HR:2006:AU2297
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslagtermijn en verliesverrekeningsbeschikking in vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van X N.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin de aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1995/1996 en de verliesverrekeningsbeschikking zijn behandeld. De Inspecteur had een aanslag opgelegd van ƒ 321.521.500 en tegelijkertijd een verzamelverliesbeschikking en verliesverrekeningsbeschikking vastgesteld. Na bezwaar van belanghebbende heeft het Hof de aanslag vernietigd, maar de verliesverrekeningsbeschikking gehandhaafd. Belanghebbende heeft cassatie ingesteld, waarbij de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift en incidenteel beroep heeft ingediend.
De Hoge Raad oordeelt dat de aanslag niet kan worden aangemerkt als een navorderingsaanslag, omdat niet voldaan is aan de vereisten voor navordering. Het Hof heeft terecht geoordeeld dat de aanslag niet binnen de termijn van artikel 11, lid 3, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is vastgesteld. De Hoge Raad bevestigt dat de vernietiging van de aanslag niet leidt tot de vernietiging van de verliesverrekeningsbeschikking, omdat deze onafhankelijk van de aanslag kan worden vastgesteld. De Hoge Raad verklaart zowel het principale als het incidentele beroep ongegrond en veroordeelt de Staatssecretaris in de proceskosten van het geding in cassatie.
De uitspraak van de Hoge Raad biedt belangrijke inzichten in de toepassing van de aanslagtermijnen en de voorwaarden voor verliesverrekening in de vennootschapsbelasting, en benadrukt de noodzaak voor belastingplichtigen om tijdig en correct te reageren op aanslagen en beschikkingen.