ECLI:NL:HR:2006:AU4336
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Landbouwvrijstelling en feitelijk gebruik van perceel in inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 17 augustus 2004, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000. De Inspecteur had een aanslag opgelegd, die na bezwaar was verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 68.636. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof de landbouwvrijstelling onjuist heeft toegepast. Het Hof had overwogen dat belanghebbende het perceel slechts had omgespit en onkruidvrij had gehouden, zonder feitelijke productie van landbouwproducten. De Hoge Raad oordeelt dat de landbouwvrijstelling ook van toepassing kan zijn als de grond dienstbaar is aan een landbouwbedrijf, zelfs zonder feitelijke teelt. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en de uitspraak van de Inspecteur, en vermindert de aanslag tot nihil.
Daarnaast heeft de Hoge Raad bepaald dat de Staat de kosten van het geding in cassatie en de kosten voor het Hof aan belanghebbende moet vergoeden. De Staatssecretaris van Financiën wordt veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, en de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof. Dit arrest is gewezen op 14 april 2006 door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken.