ECLI:NL:HR:2006:AU6514
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- R. Herrmann
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontvankelijkheid in hoger beroep bij ontbreken van memorie van grieven
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 februari 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en de Ontvanger van de Belastingdienst/ondernemingen Roosendaal. De zaak begon met een vordering van de Ontvanger, die [eiser] had gedagvaard voor de rechtbank te Dordrecht. De rechtbank heeft de vordering van de Ontvanger toegewezen, waarna [eiser] hoger beroep instelde bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Tijdens de procedure in hoger beroep heeft [eiser] echter verzuimd om een memorie van grieven in te dienen, wat leidde tot een akte non-conclusie. Het hof verklaarde [eiser] vervolgens niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, omdat hij geen grieven had ingediend.
Tegen deze beslissing heeft [eiser] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van [eiser] niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de in het middel aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist door artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van [eiser] verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de Ontvanger zijn begroot op € 359,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het indienen van een memorie van grieven in hoger beroep en de gevolgen van het ontbreken daarvan voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de noodzaak onderstreept om tijdig en correct te procederen in hoger beroep.