ECLI:NL:HR:2006:AU6931
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- J.C. van Oven
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Geschil over de ontbinding van een aannemingsovereenkomst met betrekking tot de bouw van een destillatietoren
In deze zaak gaat het om een geschil over de ontbinding van een aannemingsovereenkomst die betrekking heeft op de bouw van een destillatietoren. De Hoge Raad behandelt het cassatieberoep van de eiseres, die in eerdere instanties in het ongelijk is gesteld. De zaak is een vervolg op een eerder arrest van de Hoge Raad van 4 oktober 2002, waarin het arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 31 oktober 2000 werd vernietigd en de zaak werd verwezen naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
Na de verwijzing heeft het gerechtshof op 22 juli 2004 uitspraak gedaan. In deze uitspraak werd de vordering van de eiseres in conventie afgewezen en werd de overeenkomst tussen de eiseres en de verweerster in conventie ontbonden. Tevens werd de eiseres veroordeeld tot schadevergoeding aan de verweerster. De eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, waarbij zij de Hoge Raad verzocht om het arrest te vernietigen.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de eiseres niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Daarom heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 4.621,34.