ECLI:NL:HR:2006:AU6931

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/317HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
  • J.C. van Oven
  • E.J. Numann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de ontbinding van een aannemingsovereenkomst met betrekking tot de bouw van een destillatietoren

In deze zaak gaat het om een geschil over de ontbinding van een aannemingsovereenkomst die betrekking heeft op de bouw van een destillatietoren. De Hoge Raad behandelt het cassatieberoep van de eiseres, die in eerdere instanties in het ongelijk is gesteld. De zaak is een vervolg op een eerder arrest van de Hoge Raad van 4 oktober 2002, waarin het arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 31 oktober 2000 werd vernietigd en de zaak werd verwezen naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.

Na de verwijzing heeft het gerechtshof op 22 juli 2004 uitspraak gedaan. In deze uitspraak werd de vordering van de eiseres in conventie afgewezen en werd de overeenkomst tussen de eiseres en de verweerster in conventie ontbonden. Tevens werd de eiseres veroordeeld tot schadevergoeding aan de verweerster. De eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, waarbij zij de Hoge Raad verzocht om het arrest te vernietigen.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de eiseres niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Daarom heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 4.621,34.

Uitspraak

3 februari 2006
Eerste Kamer
Nr. C04/317HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. dr. J.H. van Gelderen,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
2. GLASSINSTRUMENTS B.V.,
beide gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: mr. G.C. Makkink.
1. Het geding in voorgaande instanties
Voor het verloop van het geding in voorgaande instanties tussen eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - en verweersters in cassatie - verder te noemen: [verweerster 1] en GI - verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest van 4 oktober 2002, NJ 2003, 257.
Bij dat arrest heeft de Hoge Raad het arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 31 oktober 2000 vernietigd en het geding ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar het gerechtshof te Amsterdam.
[Verweerster 1] en GI hebben bij exploot van 4 februari 2003 [eiseres] opgeroepen te verschijnen voor het gerechtshof te Amsterdam teneinde verder te procederen na verwijzing door de Hoge Raad.
Bij arrest van 22 juli 2004 heeft het Hof:
in het principaal appèl:
- GI niet-ontvankelijk verklaard in haar appel van het vonnis waarvan beroep voorzover in conventie gewezen;
- dit vonnis vernietigd voorzover het tussen [eiseres] en [verweerster 1] in conventie en tussen [verweerster 1] en GI enerzijds en [eiseres] anderzijds in reconventie is gewezen;
en opnieuw rechtdoende:
in conventie
- de vorderingen van [eiseres] afgewezen;
in reconventie
- de ten processe bedoelde, tussen [eiseres] en [verweerster 1] gesloten overeenkomst ontbonden;
- [eiseres] veroordeeld tot vergoeding aan [verweerster 1] en GI van de door dezen geleden schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
in conventie en reconventie
- [eiseres] veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verweerster 1] respectievelijk GI terug te betalen, hetgeen [verweerster 1] in conventie respectievelijk [verweerster 1] en GI in reconventie ingevolge voormeld uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis aan hoofdsommen, rente, proces- en executiekosten hebben voldaan, te weten een (totaal) bedrag van € 96.675,13 (ƒ 213.043,96) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 maart 1998 tot op de dag van terugbetaling;
in het incidenteel appel
- het beroep verworpen;
in het principaal en incidenteel appel
- [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep aan de zijde van [verweerster 1], respectievelijk [verweerster 1] en GI zoals in het arrest is vermeld.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster 1] en GI hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerster 1] en GI mede door mr. R.L. Bakels, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster 1] en GI begroot op € 2.421,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 3 februari 2006.