ECLI:NL:HR:2006:AU8325
Hoge Raad
- Cassatie
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- W.A.M. van Schendel
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheidsincident en ontvankelijkheid cassatieberoep in civiele procedure
In deze zaak gaat het om een bevoegdheidsincident waarbij de eerste rechter de exceptie van onbevoegdheid op grond van artikel 1022 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft verworpen. De eiseres tot cassatie, aangeduid als [eiseres], heeft de Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. gedagvaard voor de rechtbank te Breda, waarbij zij vorderingen heeft ingesteld met betrekking tot schade die voortvloeit uit een arbeidsongeval. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 10 september 2002 de eiseres toegelaten tot bewijslevering over de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden waarin een arbitraal beding is opgenomen. Na getuigenverhoor heeft de rechtbank op 26 maart 2003 geoordeeld dat de eiseres niet in haar bewijs is geslaagd en heeft zij zich bevoegd verklaard om het geschil in de hoofdzaak te behandelen. De eiseres heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat haar op 19 oktober 2004 niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar hoger beroep. Tegen deze uitspraak heeft de eiseres cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft in deze zaak geoordeeld dat de uitspraak van het hof een tussenarrest is en dat tussentijds cassatieberoep daartegen uitgesloten is, tenzij de rechter anders heeft bepaald. De Hoge Raad heeft de eiseres niet-ontvankelijk verklaard in haar cassatieberoep, omdat het hof niet anders had bepaald. De Hoge Raad heeft tevens de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van de Nationale-Nederlanden begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren van de Hoge Raad en openbaar uitgesproken op 17 maart 2006.