ECLI:NL:HR:2006:AU8325

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C05/031HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en ontvankelijkheid cassatieberoep in civiele procedure

In deze zaak gaat het om een bevoegdheidsincident waarbij de eerste rechter de exceptie van onbevoegdheid op grond van artikel 1022 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft verworpen. De eiseres tot cassatie, aangeduid als [eiseres], heeft de Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. gedagvaard voor de rechtbank te Breda, waarbij zij vorderingen heeft ingesteld met betrekking tot schade die voortvloeit uit een arbeidsongeval. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 10 september 2002 de eiseres toegelaten tot bewijslevering over de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden waarin een arbitraal beding is opgenomen. Na getuigenverhoor heeft de rechtbank op 26 maart 2003 geoordeeld dat de eiseres niet in haar bewijs is geslaagd en heeft zij zich bevoegd verklaard om het geschil in de hoofdzaak te behandelen. De eiseres heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat haar op 19 oktober 2004 niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar hoger beroep. Tegen deze uitspraak heeft de eiseres cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft in deze zaak geoordeeld dat de uitspraak van het hof een tussenarrest is en dat tussentijds cassatieberoep daartegen uitgesloten is, tenzij de rechter anders heeft bepaald. De Hoge Raad heeft de eiseres niet-ontvankelijk verklaard in haar cassatieberoep, omdat het hof niet anders had bepaald. De Hoge Raad heeft tevens de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van de Nationale-Nederlanden begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren van de Hoge Raad en openbaar uitgesproken op 17 maart 2006.

Uitspraak

17 maart 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/031HR
RM/JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand,
t e g e n
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. D. Rijpma.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: Nationale-Nederlanden - heeft bij exploot van 14 maart 2002 eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - gedagvaard voor de rechtbank te Breda en gevorderd voor recht te verklaren dat [eiseres] als materieel werkgever van [betrokkene 1] gehouden is de schade te dragen, die als gevolg van het arbeidsongeval is ontstaan (en mogelijk nog als belastingschade zal gaan ontstaan), alsmede [eiseres] te veroordelen tot betaling aan Nationale-Nederlanden van een bedrag van € 58.843,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 november 2001.
[Eiseres] heeft bij incidentele conclusie gevorderd dat de rechtbank zich op de voet van art. 1022 lid 1 Rv onbevoegd zal verklaren.
Bij tussenvonnis van 10 september 2002 heeft de rechtbank in het incident [eiseres] toegelaten tot bewijslevering van de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden waarin het arbitraal beding is opgenomen. Na getuigenverhoor heeft de rechtbank bij vonnis van 26 maart 2003 [eiseres] niet geslaagd geoordeeld in haar bewijs, de vordering in het incident afgewezen en zich bevoegd verklaard tot kennisneming van het geschil in de hoofdzaak. De rechtbank heeft voorts de zaak naar de rol verwezen voor voortprocederen.
Tegen het vonnis van de rechtbank van 26 maart 2003 heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 19 oktober 2004 heeft het hof [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Nationale-Nederlanden heeft geconcludeerd tot ontvankelijkheid van het cassatieberoep van [eiseres] en tot vernietiging van het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 19 oktober 2004, met verwijzing van de zaak ter verdere behandeling en beslissing.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres] in haar beroep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1 Voor het verloop van de procedure verwijst de Hoge Raad naar de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2-4 en het hiervoor onder 1 overwogene.
3.2 Een vonnis in een incident waarin de rechter een beroep op zijn onbevoegdheid verwerpt, is een tussenvonnis (vgl. HR 4 februari 2005, nr. C04/008, NJ 2005, 142). Op grond van art. 337 lid 2 Rv. is tussentijds hoger beroep daarvan uitgesloten tenzij de rechter anders heeft bepaald. Indien tegen dat vonnis tussentijds beroep wordt ingesteld en de appellant in dit beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, is het desbetreffende arrest een tussenarrest, omdat het dictum ervan niet een beslissing inhoudt die ten opzichte van (een van) de betrokken partijen is aan te merken als een beslissing waarmee aan het geding omtrent enig deel van het gevorderde een einde wordt gemaakt (HR 10 oktober 2003, nr. C02/162, NJ 2003, 709). Van dit tussenarrest is tussentijds cassatieberoep ingevolge art. 401a lid 2 Rv. uitgesloten, tenzij de rechter anders heeft bepaald.
Aan deze, in verband met de vereiste rechtszekerheid op dit punt strakke, regels dient ook te worden vastgehouden ingeval op de voet van art. 1022 lid 1 Rv. aan het beroep op onbevoegdheid ten grondslag is gelegd dat over het bij de rechter aanhangig gemaakte geschil een overeenkomst tot arbitrage is gesloten. Aan het bezwaar dat door de uitsluiting van tussentijds beroep de partijen gedwongen zouden worden te procederen voor de gewone rechter, welke later alsnog op de genoemde grond onbevoegd zou blijken te zijn, wordt voldoende tegemoet gekomen doordat de rechter de partij die op de onbevoegdheid een beroep heeft gedaan, eventueel naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek, de mogelijkheid kan bieden tussentijds beroep in te stellen (vgl. HR 9 juli 2004, nr. C03/117, NJ 2005, 256).
Uit het voorgaande volgt dat het thans bestreden arrest een tussenarrest is. Tussentijds cassatieberoep daarvan was uitgesloten, nu het hof niet anders heeft bepaald. [Eiseres] kan derhalve in haar cassatieberoep niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Nationale-Nederlanden begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren O. de Savornin Lohman, als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, W.A.M. van Schendel en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 17 maart 2006.