ECLI:NL:HR:2006:AU8903
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Verkeersongeluk tussen tram en motorrijder door negeren van verkeerslicht
In deze zaak gaat het om een verkeersongeluk dat plaatsvond op 16 mei 2002 te Rotterdam, waarbij een trambestuurster een rood verkeerslicht negeerde en in botsing kwam met een motorrijder. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat de trambestuurster had veroordeeld voor overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof had een voorwaardelijke rijontzegging opgelegd, maar de Hoge Raad oordeelt dat deze straf niet kon worden opgelegd aan de bestuurder van een tram, aangezien artikel 179, tweede lid, WVW 1994 alleen van toepassing is op bestuurders van motorrijtuigen. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak voor wat betreft de strafoplegging en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling.
De Hoge Raad overweegt dat het hof het proces-verbaal van politie, waarin de resultaten van een onderzoek naar de verkeerslichteninstallatie zijn opgenomen, zonder bijzondere motivering voor het bewijs heeft gebruikt. De verdediging had aangevoerd dat de verkeerslichten niet goed functioneerden en dat het onderzoek door Citytec, de beheerder van de verkeerslichten, niet onafhankelijk was. De Hoge Raad concludeert dat het hof niet verplicht was om een bijzondere motivering te geven voor het gebruik van dit bewijs, maar dat de bewezenverklaring van de overtreding niet houdbaar is, omdat de trambestuurster niet als bestuurder van een motorrijtuig kan worden aangemerkt.
De zaak roept belangrijke vragen op over de verantwoordelijkheden van verkeersdeelnemers en de werking van verkeerslichten. De Hoge Raad benadrukt dat de rechter in beginsel vrij is in zijn keuze van bewijsmateriaal, maar dat er uitzonderingen zijn waarbij een nadere motivering vereist kan zijn. De uitspraak van de Hoge Raad heeft gevolgen voor de strafoplegging in vergelijkbare zaken, waarbij de aard van het voertuig en de toepasselijkheid van de Wegenverkeerswet van belang zijn.