ECLI:NL:HR:2006:AU9526
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag vennootschapsbelasting en toepassing zestiende standaardvoorwaarde
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 6 april 2005, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1999. De belanghebbende, X B.V., had bezwaar gemaakt tegen de oorspronkelijke aanslag, die was verminderd tot een belastbaar bedrag van ƒ 1.154.528. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarna X B.V. in cassatie ging. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in.
De Hoge Raad beoordeelt de middelen die door de belanghebbende zijn ingediend. Het eerste middel betreft de toepassing van de zestiende standaardvoorwaarde, die stelt dat bij een overdracht van activa en passiva binnen een fiscale eenheid geen sprake kan zijn van een ten goede komen als er geen stille reserves aanwezig zijn. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de sanctie van de zestiende standaardvoorwaarde niet van toepassing is, omdat er geen stille reserves waren en de van G afkomstige goodwill ultimo 1999 geheel was verdwenen.
Het tweede middel, dat geen nadere motivering behoeft, wordt eveneens verworpen. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep ongegrond, waarmee de uitspraak van het Hof in stand blijft. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 13 januari 2006.